Jacobus Kard. Lercaro - 25 mei 1967
Onder de leerstellige beginselen, die men in de genoemde kerkelijke documenten aantreft aangaande de Eucharistie, verdienen de volgende de aandacht, omdat het beginselen zijn, die betrekking hebben op de houding van het christenvolk ten opzichte van dit geheim en bijgevolg rechtstreeks verband houden met het doel van deze Instructie.
Wil het geheim van de Eucharistie geleidelijk kunnen doordringen in de geest en het leven van de gelovigen, dan is een juiste catechese onontbeerlijk. Om deze catechese goed te kunnen geven moeten de zielzorgers vooral de volledige geloofsleer, zoals die in de documenten van het leerambt ligt vervat, voor ogen houden, en ook theoretisch en praktisch zich de geest van de Kerk op dit punt beter trachten eigen te maken. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 14.17-18 Dan alleen zullen zij gemakkelijk kunnen uitmaken, welke van de vele aspecten van dit mysterie in bepaalde gevallen de gelovigen het beste aanspreken.
Uitgaande van wat in nr 3 is gezegd, moet men onder meer bijzonder letten op het volgende.
Het aanhoren van Gods woord dient dus de gelovigen tot het inzicht te brengen, dat Gods grote daden, die worden verkondigd, hun hoogtepunt bereiken in het Paasmysterie, waarvan de gedachtenis in de Mis sacramenteel wordt gevierd. Aldus zullen de gelovigen, gevoed door het ontvangen woord van God, met dankbaarheid komen tot een vruchtbare deelname aan de heilsgeheimen. Zo wordt de Kerk gesterkt met het brood van het leven aan de tafel van Gods woord en aan de tafel van Christus’ Lichaam. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 21
Bij de eucharistische congressen moeten de gelovigen ernaar streven om dit heilig geheim onder zijn verschillende aspecten (zie nr. 3 van deze Instructie) dieper te leren kennen. Zij moeten dit geheim vieren overeenkomstig de richtlijnen van het Vaticanum II en het vereren door een langduriger persoonlijk gebed en oefeningen van godsvrucht, vooral bij de plechtige processie. Maar alle uitingen van godsvrucht moeten hun hoogtepunt vinden in de plechtige viering van de Mis.
Tijdens het eucharistisch congres, althans dat voor een hele streek wordt gehouden, is het wenselijk om in enkele kerken een voortdurende aanbidding te houden.
Deze Instructie heeft paus Paulus VI in de audiëntie, verleend aan Zijne Eminentie Arcadius M. kardinaal Larraona, prefect van deze Congregatie, op 13 april 1967, goedgekeurd en met zijn gezag bekrachtigd en de publicatie ervan bevolen; hij heeft tevens bepaald, dat ze van kracht wordt op 15 augustus 1967, feest van de Tenhemelopneming van de heilige Maagd Maria.Niettegenstaande alles wat hiermee in strijd mocht zijn.
Rome, 25 mei 1967, Sacramentsdag.Jacobus kard. Lercaro,
Aartsbisschop van Bologna,
Voorzitter van de Raad tot uitvoering van
de Constitutie over de heilige Liturgie.Arcadius M. kard. Larraona,
Prefect van de Ritencongregatie.Ferdinandus Antonelli,
Titulair bisschop van Idicra,
Secretaris van de Ritencongregatie.