Jacobus Kard. Lercaro - 25 mei 1967
„Het huis van gebed, waarin de heilige Eucharistie wordt gevierd en bewaard en de gelovigen hun samenkomsten houden, en waarin de tegenwoordigheid van Gods Zoon, onze Verlosser, die zich voor ons heeft geofferd op het altaar, wordt vereerd tot hulp en troost van de gelovigen, moet goed verzorgd zijn en geschikt voor het gebed en de heilige diensten.” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5
Laten de zielzorgers dus goed voor ogen houden, dat juist een passende inrichting van het kerkgebouw zeer veel bijdraagt tot een waardige viering en een actieve deelname van de gelovigen.
Daarom moet men de regels en richtlijnen van de Instructie Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie
Inter Oecumenici
Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie
(26 september 1964) in praktijk brengen omtrent de volgende punten: de bouw van de kerk, aangepast aan de vernieuwde liturgie, de bouw en de versiering van het altaar, de juiste plaatsing van de stoelen voor celebrant en dienaars, een geschikte plaats voor het houden van de lezingen, de meest geëigende plaatsen voor de gelovigen en het zangkoor.
Vooral het hoofdaltaar moet zó worden geplaatst en gebouwd, dat het altijd uitkomt als het teken van Christus zelf, als de plaats, waar de heilsgeheimen worden voltrokken, en als het middelpunt van de bijeenkomst van de gelovigen, dat de grootste eerbied verdient.
Men zorge dat er bij de aanpassing van de kerken geen schatten van religieuze kunst verloren gaan. Meent men echter vanwege de liturgische vernieuwing, overeenkomstig het oordeel van de plaatselijke ordinaris en het advies van deskundigen en - zo nodig - met toestemming van de betrokken personen, deze kunstschatten te moet verwijderen, dan dient men hierbij voorzichtig te werk te gaan en zoeke men voor deze kunstwerken elders een passende en waardige plaats.
Laten de zielzorgers er ook aan denken, dat de stof en de vorm van de kerkelijke gewaden, waarbij men „meer moet letten op edele schoonheid dan op het louter luxueuze”, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 124 zeer veel bijdragen tot de waardigheid van de liturgische viering.