Paus Pius XII - 2 februari 1947
Het kerkelijk wetboek van Pius X en Benedictus XV heeft in het tweede deel van het tweede boek, dat over de religieuzen handelt, de wetgeving omtrent de religieuzen zorgvuldig bijeengebracht, herzien en nauwkeurig bijgewerkt en de canonieke staat van volmaaktheid, ook in publiek opzicht, meermalen bekrachtigd; dit wetboek heeft ook het door Leo XIII z.g. in zijn onsterfelijke constitutie Paus Leo XIII - Apostolische Constitutie
Conditae a Christo (8 december 1900) begonnen werk met wijs beleid voltooid en de congregaties met eenvoudige geloften onder de eigenlijke gezegde kloosterinstellingen opgenomen.
Toen scheen er aan de wetgeving van de canonieke staat van volmaaktheid niets meer te ontbreken. Toch heeft de Kerk, ruim van hart en geest als zij is, met waarlijk moederlijke gevoelens gemeend, aan de wetgeving omtrent de religieuzen nog een korte titel als zeer gewenste aanvulling te moeten toevoegen. In deze titel (1. 2, tit. 17) heeft de Kerk genootschappen, die zich jegens haar en dikwijls ook jegens de burgerlijke maatschappij zeer verdienstelijk hadden gemaakt, bijna volledig met de canonieke staat van volmaaktheid gelijkgesteld, genootschappen, die wel niet aan alle juridische vereisten, noodzakelijk gevorderd voor de volledige canonieke staat van volmaaktheid, voldoen, bijv. de openbare geloften Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 488. 1o en 7o Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 487, maar die wat de overige elementen betreft, die als essentieel worden beschouwd voor het leven van volmaaktheid, sterk op de ware kloosterinstellingen gelijken en als het ware verwant ermee zijn.