Paus Pius XII - 2 februari 1947
Inderdaad, vanaf de eerste tijd van het christendom streefde de Kerk er werkelijk naar om de leer en de voorbeelden van Christus Vgl. Mt. 16, 24 Vgl. Mt. 19, 10-12.16-21 Vgl. Mc. 10, 17-21.23-30 Vgl. Lc. 18, 18-22.24-29 Vgl. Lc. 20, 34-36 en de apostelen Vgl. 1 Kor. 7, 25-35.37-38.40 Vgl. Mt. 19, 27 Vgl. Mc. 10, 28 Vgl. Lc. 18, 28 Vgl. Hand. 21, 8-9 Vgl. Openb. 14, 4-5 , die ons tot de volmaaktheid opwekken, door haar leergezag duidelijk te maken en gaf veilige aanwijzingen, hoe het leven, dat naar de volmaaktheid streeft, geleid en doeltreffend ingericht moet worden.
Door haar toedoen en ministerie heeft zij die volledige overgave en toewijding aan Christus zo krachtig begunstigd en gepropageerd, dat in de eerste tijden de christengemeenten vanzelf voor de evangelische raden een goede voedingsbodem waren, Vgl. Lc. 8, 15 Vgl. Hnd. 4, 32.34-35 Vgl. 1 Kor. 7, 25-35.37-38.40 Vgl. H. Eusebius van Caesarea, Geschiedenis van de Kerk, Historia Ecclesiastica. l. 3, c. 39 , 39 (PG, XX, 297) klaar om het zaad op te nemen en vol belofte voor een voortreffelijke oogst kort daarna, gelijk gemakkelijk is te bewijzen uit de apostolische vaders en de oude kerkelijke schrijvers, bloeide de toeleg op het leven van volmaaktheid in de verschillende kerken zo sterk, dat de beoefenaars daarvan in de schoot van de kerkelijke gemeenschap als het ware een stand, een maatschappelijke klasse begonnen te vormen, die door verschillende benamingen, zoals asceten, continentes (zij die in onthouding leven), maagden enz., duidelijk onderscheiden was en bij velen hoog in aanzien stond