Een dergelijke arbeidscultuur zal een bepaald aantal wezenlijke waarden voorop moeten stellen en verwezenlijken. Ze zal moeten erkennen, dat de persoon van de werknemer het beginsel, subject en doel van de arbeidsactiviteit is. Ze zal de voorrang moeten erkennen van de arbeid boven het kapitaal en de algemene bestemming van de materiƫle goederen. Ze moet bezield zijn met een solidariteitsgevoel, dat niet alleen aanspraak maakt op rechten, maar ook plichten nakomt. Ze moet een deelneming insluiten, welke ernaar streeft het nationaal en internationaal algemeen welzijn te bevorderen en niet alleen de individuele belangen of groepsbelangen tracht te verdedigen. Ze moet zich de methode eigen maken van het vreedzaam overleg en de vrijmoedige en sterke dialoog. Dan zullen de politieke gezagsdragers meer genegen zijn te handelen met respect voor de rechtmatige vrijheden van de individuen, gezinnen en ondergeschikte groepen om zo de vereiste voorwaarden te scheppen, opdat de mens zijn waarachtig en algeheel welzijn zou kunnen verwerven, met inbegrip van zijn geestelijk doel. Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 46