Joseph Kardinaal Ratzinger - 22 maart 1986
De Kerk is zich natuurlijk bewust van de ingewikkeldheid van de problemen waaraan de samenlevingen het hoofd moeten bieden en van de moeilijkheden om er geschikte oplossingen voor te vinden. Toch meent zij, dat op de eerste plaats een beroep moet worden gedaan op de geestelijke en morele vermogens van de persoon en de voortdurende eis tot innerlijke bekering, wanneer men economische en sociale veranderingen wil bereiken, die werkelijk ten dienste van de mensen slaan. De voorrang welke aan de structuren en de technische organisatie wordt gegeven boven de persoon en de eisen van zijn waardigheid, is de uiting van een materialistische antropologie en is in strijd met de opbouw van een rechtvaardige sociale orde. Vgl. H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 18 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Instructie over bepaalde aspecten van de "Theologie van de Bevrijding", Libertatis nuntius (6 aug 1984), 82. XI, 9: AAS 76 (1984), p. 901 Maar de voorrang welke aan de vrijheid en de bekering van het hart wordt toegekend, neemt op geen enkele manier de noodzaak weg de onrechtvaardige structuren te veranderen. Het is daarom volledig terecht, dat zij die lijden onder onderdrukking van de kant van de rijken of de politieke machten, zich met moreel geoorloofde middelen te weer stellen om structuren en instellingen te verkrijgen, waarbinnen hun rechten werkelijk worden geëerbiedigd. Staan blijft niettemin, dat de structuren die aangebracht zijn voor het welzijn van personen, deze op zich alleen niet kan bieden en waarborgen. Het bewijs hiervan is de corruptie die in bepaalde landen de leiders en de staatsbureaucratie aantast en elk oprecht sociaal leven vernietigt. De morele onkreukbaarheid is een voorwaarde voor een gezonde samenleving. Er moet dus evenzeer aan de bekering van de harten worden gewerkt als aan de verbetering van de structuren, omdat de zonde die aan de oorsprong van de onrechtvaardige situaties staat, in haar eigenlijke en eerste betekenis een wilsdaad is, die voorkomt uit de vrijheid van de persoon. En alleen in afgeleide en bijkomstige zin wordt ze toegepast op de structuren en kan van 'sociale zonde' worden gesproken. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verzoening en boete in de zending van de Kerk in deze tijd, Reconciliatio et paenitentia (2 dec 1984), 16 In het bevrijdingsproces mag men bovendien de historische situatie niet buiten beschouwing laten, noch de culturele eigenheid van een volk aantasten. Bijgevolg mag men geen groepen tijdelijk hun gang laten gaan en nog minder hen actief steunen, die zich met geweld of door manipulatie van de openbare mening meester maken van het staatsapparaat en aan de gemeenschap wederrechtelijk een geïmporteerde ideologie opleggen, die met de echte culturele waarden van het volk in strijd is. Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971), 25 In dit verband is het op zijn plaats aan de ernstige morele en politieke verantwoordelijkheid van de intellectuelen te herinneren.