H. Paus Johannes Paulus II - 8 december 1997
Over de relatie tussen recht, gerechtigheid, rechtvaardigheid en vrede. Het is een brief die hij speciaal richt aan staatshoofden en regeringsleiders en waarin hij de scheefgegroeide economische en politieke verhoudingen in wereld aan de kaak stelt.
Gerechtigheid gaat hand in hand met vrede en is altijd en actief aan vrede gekoppeld. Gerechtigheid en vrede zoeken het goede in ieder en allen en om deze reden vereisen zij goede orde en waarheid. Als iemand wordt bedreigd, falen beide; als het recht wordt geschonden, is de vrede eveneens in gevaar.
Juist omdat er een hechte relatie bestaat tussen het recht van het individu en de vrede voor iedereen, wil ik mij in deze boodschap b.g.v. de Werelddag voor de Vrede vooral richten tot de staatshoofden. Ik heb daarbij in gedachten dat de wereld van vandaag, die in vele regionen wordt geconfronteerd met spanningen, geweld en conflicten, desondanks op zoek is naar een nieuwe structuur en een evenwichtige stabiliteit, die uitzicht biedt op een werkelijke en duurzame vrede voor de gehele mensheid.
Gerechtigheid en vrede zijn geen abstracte ideeën of onbereikbare idealen. Zij vormen waarden die rusten, als een gemeenschappelijk erfgoed, in het hart van iedere mens. Individuen, gezinnen, gemeenschappen en naties, allen zijn geroepen om te leven in gerechtigheid en te werken aan vrede. Niemand kan zich aan deze verantwoordelijkheid onttrekken.
Op dit moment gaan mijn gedachten uit naar hen die, ongewild, gevangen zitten temidden van bittere conflicten. Ik denk ook aan de gemarginaliseerden, de armen, de slachtoffers van alle soorten van exploitatie. Dit zijn mensen die de afwezigheid van vrede en de verschrikkelijke gevolgen van onrecht aan den lijve ondervinden. Wie kan onverschillig blijven voor hun hunkering naar een leven dat wortelt in gerechtigheid en werkelijke vrede?
Het is ieders verantwoordelijkheid ertoe bij te dragen dat zij hun verlangen in vervulling zien gaan: er kan geen volledige vrede zijn zolang niet iedereen in gelijke mate daar deelgenoot van is.
Rechtvaardigheid is een morele waarde en tegelijkertijd een juridisch concept. Soms wordt zij gerepresenteerd door een geblinddoekte figuur; in werkelijkheid echter is het de taak van het gerecht om scherp en waakzaam toe te zien op de handhaving van het evenwicht tussen rechten en plichten, op het handhaven van een evenredige verdeling van lasten en lusten. Gerechtigheid heelt, zij vernietigt niet; zij leidt tot verzoening, niet tot wraak. Zij is ten diepste geworteld in liefde, die haar meestbetekenende uitdrukking vindt in barmhartigheid. Daarom wordt een rechtspraktijk die los staat van medegevoel, koud en grievend.
Rechtvaardigheid is een actieve en leven-gevende waarde: zij verdedigt en bevordert de onvervreemdbare waardigheid van elke menselijke persoon en is bezorgd om het algemene welzijn. In zoverre is zij de bewaakster van de relaties tussen individuen en groeperingen. Niemand leeft ooit volstrekt solitair. Van het eerste levensmoment af, ontleent elk menselijk wezen zijn bestaan aan de relaties met anderen, in dier voege dat het goede van het individu en het goede van de gemeenschap hand in hand gaan. Tussen deze twee bestaat een delicaat evenwicht.
Universele, onaantastbare en onvervreemdbare rechten zijn de mens is van nature gegeven. Deze rechten bestaan echter niet geïsoleerd. In dit opzicht leerde mijn achtenswaardige voorganger paus Johannes XXIII dat de mens "rechten (heeft) en plichten, die rechtstreeks en in gelijke mate voorvloeien uit zijn natuur" H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 9. Het is op het juiste antropologische fundament van deze rechten en plichten, en op hun intrinsieke samenhang, dat het ware bolwerk van de vrede rust.
In de voorbije eeuwen zijn deze mensenrechten geformuleerd in verklaringen over uitgangspunten en in bindende wettelijke instrumentaria. In de geschiedenis van volken en naties, op zoek naar gerechtigheid en vrijheid, zal de afkondiging van deze rechten worden gememoreerd met gerechtvaardigde trots, ook omdat dit dikwijls werd ervaren als een keerpunt na onverhulde schendingen van de waardigheid van individuen en hele bevolkingen.
Vijftig jaar geleden, na een oorlog die werd gekenmerkt door de ontkenning van zelfs het recht van bestaan van zekere volkeren, kondigde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens Verenigde Naties, Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 dec 1948) af. Dat was een plechtige gebeurtenis, die plaatsvond na de verdrietige ervaring van de oorlog. Zij werd gemotiveerd door het verlangen om formeel te erkennen dat voor iedere mens en alle volkeren dezelfde rechten gelden. In dat document lezen wij een uitspraak die de tijd heeft doorstaan: "Erkenning van de impliciete waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensenfamilie is het fundament van vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld" Verenigde Naties, Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 dec 1948). Preambel. De afsluitende woorden van het document Verenigde Naties, Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 dec 1948), 30 verdienen niet minder aandacht:
"Geen bepaling in deze Verklaring zal zodanig mogen worden uitgelegd, dat welke Staat, groep of persoon dan ook, daaraan enig recht kan ontlenen om iets te ondernemen of handelingen van welke aard ook te verrichten, die vernietiging van een van de rechten en vrijheden, in deze Verklaring genoemd, ten doel hebben".
Het is een tragisch feit dat deze bepaling vandaag op grove wijze wordt geschonden door onderdrukking, conflicten en corruptie, of, op een meer subtiele manier, door pogingen om de definities die in de Universele Verklaring zijn vastgelegd, te herinterpreteren of opzettelijk mis te verstaan. Dat document moet in zijn totaliteit worden verstaan, zowel naar de geest als naar de letter. Het blijft, zoals paus Paulus VI verklaarde, een van de glorieuze hoogtepunten van de Verenigde Naties, "speciaal als we denken aan het belang dat het heeft voor een zekere weg naar vrede" H. Paus Paulus VI, Boodschap, Bij gelegenheid van de 25e verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, Boodschap aan de president van de 28. Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (10 dec 1973).
Op de vijftigste verjaardag van de Verenigde Naties
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 december 1948), die vorig jaar is gevierd, is het passend in herinnering te brengen dat "de bevordering en bescherming van de mensenrechten een prioriteit is voor de internationale gemeenschap" Verklaring van Wenen, Wereldcongres over de Mensenrechten juni 1993, Preambel. Niettemin lagen er over deze verjaardag zekere schaduwen, gevormd door de gereserveerdheid die werd uitgedrukt ten aanzien van twee essentiële kenmerken van het grondbeginsel van de mensenrechten: hun universaliteit en hun individualiteit. Deze onderscheiden kenmerken moeten met kracht worden herbevestigd om de kritiek te kunnen afwijzen van hen die menen het argument van de culturele uitzonderlijkheid te kunnen gebruiken om de schendingen van mensenrechten te maskeren, alsmede de kritiek van degenen die de beginselen van de menselijke waardigheid afzwakken door het juridische gewicht van sociale, economische en culturele rechten te ontkennen. Universaliteit en individualiteit zijn twee leidende principes die vereisen dat mensenrechten geworteld zijn in elke cultuur en dat hun juridische profiel zodanig wordt versterkt dat zij volledig worden gewaarborgd.
Respect voor mensenrechten betekent niet alleen hun wettige bescherming. Het moet alle andere aspecten impliceren die voortkomen uit het begrip voor menselijke waardigheid, de basis van het recht. In deze zin heeft aandacht voor educatie een grote relevantie. Het is in dezelfde mate van belang als bijdrage ter bevordering van mensenrechten, een opdracht die het gevolg is van liefde voor de menselijke persoon als zodanig: "omdat liefde ten grondslag ligt aan wat rechtvaardigheid kan bieden" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 78. In de contekst van de bevordering van mensenrechten moeten verder inspanningen worden geleverd om de rechten van het gezin te beschermen, dat de "natuurlijke- en basiseenheid is van de maatschappij" Verenigde Naties, Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (10 dec 1948), 16. a Pauselijke Raad voor het Gezin, Handvest van de Rechten van het gezin (22 okt 1983).
De snelle geopolitieke veranderingen die sinds 1989 hebben plaatsgevonden, zijn vergezeld gegaan van ware revoluties op sociaal en economisch terrein. Het wereldomspannend worden van economie en financiën is nu een werkelijkheid en we worden steeds duidelijker de effecten gewaar van de snelle ontwikkelingen die samenhangen met de informatietechnologie. We staan op de drempel van een nieuw tijdperk, dat de drager is van grote verwachtingen en van verontruste vragen. Wat zal het effect zijn van de veranderingen die plaatsvinden? Zal het iedereen mogelijk zijn te profiteren van een wereldwijde markt? Zal iedereen uiteindelijk een kans hebben om vrede te verwerven? Zullen relaties tussen staten meer gelijkwaardig worden of zullen economische concurrentie en rivaliteit tussen volken en naties de mensheid leiden naar een situatie van nog grotere instabiliteit?
Ten behoeve van een meer evenwichtige maatschappij en een meer stabiele vrede in een wereld op weg naar globalisering, dienen internationale organisaties de bevordering van een gevoel voor medeverantwoordelijkheid voor ons gemeenschappelijk goed als een dwingende taak te beschouwen. Om dit te bereiken mogen we echter nooit het zicht verliezen op de menselijke persoon, die centraal moet staan in ieder sociaal project. Alleen op deze wijze zullen de Verenigde Naties een "familie van naties"
worden, in overeenstemming met hun oorspronkelijke mandaat om "in een grotere vrijheid sociale vooruitgang en betere levensvoorwaarden te scheppen" Verenigde Naties, Handvest van de Verenigde Naties (10 jan 1946). Preambel. Dit is de manier om een wereldgemeenschap op te bouwen die stoelt op "wederzijds vertrouwen, wederzijdse steun en oprecht respect" H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, De mensheid heeft moed nodig voor de toekomst, Voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de wereldorganisatie (5 okt 1995). Kortom: de uitdaging luidt een globalisering te bewerkstelligen in solidariteit, een globalisering zonder uitsluiting. Gerechtigheid is onomwonden een verplichting, met serieus te nemen morele gevolgen voor het economische, sociale, culturele en politieke leven van naties.
Staten en hele regionen in de wereld riskeren, door hun kwetsbare financiële en economische mogelijkheden, te worden uitgesloten van een economie die wereldomvattend aan het worden is. Andere hebben grotere hulpbronnen, maar kunnen daar om verschillende redenen geen profijt van trekken: onrust, interne conflicten, gebrek aan werkbare structuren, de verloedering van het milieu, wijdverbreide corruptie, criminaliteit en andere. Globalisering moet gekoppeld worden aan solidarisering. Speciale hulp moet geboden worden opdat landen die uitsluitend op eigen kracht niet in staat zijn succesvol in de markt te stappen, hun huidige nadelige positie kunnen ombuigen. Dit is wat de gerechtigheid aan hen verschuldigd is. In een echte "familie van naties" mag niemand worden uitgesloten; integendeel, het zijn de zwaksten, de meest kwetsbaren die moeten worden geholpen, zodat ook zij al hun potenties kunnen ontwikkelen.
Mijn gedachten gaan uit naar de grote moeilijkheden waarmee de armere landen vandaag worden geconfronteerd. Ik refereer aan de zware last van de buitenlandse schuld, die de economieën van hele bevolkingsgroepen in gevaar brengt en hun sociale en politieke vooruitgang belemmert. Op dit terrein hebben de internationale instellingen onlangs belangwekkende initiatieven genomen teneinde een gecoördineerde vermindering van deze schulden te bewerkstelligen.
Ik hoop oprecht dat de ontwikkeling in deze richting voortgaat, doordat men flexibiliteit zal betrachten bij het stellen van de voorwaarden, zodat alle daarvoor in aanmerking komende naties er nog voor het jaar 2000 van kunnen profiteren. De meer welvarende naties kunnen in dit opzicht veel doen door de totstandkoming van zulke maatregelen te steunen.
De schuldenkwestie is een deel van een groter probleem: dat van de aanhoudende, soms zelfs extreme armoede en het opkomen van nieuwe ongelijkheden die samenhangen met het proces van globalisering. Als het doel is globalisering zonder marginalisering, kunnen we ons niet langer een wereld veroorloven waarin zij aan zij de immens rijken leven en de miserabele armen, de bezitlozen die verstoken zijn van zelfs essentiële levensbehoeften en de mensen die gedachtenloos weggooien wat anderen zo wanhopig hard nodig hebben. Zulke contrasten zijn een belediging voor de waardigheid van de menselijke persoon. Er is werkelijk geen gebrek aan middelen om de armoede te elimineren. Daartoe behoort de bevordering van aanzienlijke sociale en productieve investeringen door de instituties van de wereldeconomie. Dit vooronderstelt dat de internationale gemeenschappen ernaar streven te handelen met de nodige politieke besluitvaardigheid. Prijzenswaardige stappen in die richting zijn reeds gezet, maar een blijvende oplossing vereist een gezamenlijke inzet door iedereen, met inbegrip van de betrokken staten.
En wat te zeggen van de schrijnende ongelijkheden die binnen de naties zelf bestaan? Situaties van extreme armoede, waar zij zich ook voordoen, vormen het belangrijkste onrecht. Het elimineren daarvan dient een prioriteit te zijn voor iedereen, op nationaal zowel als op internationaal niveau.
Evenmin kunnen wij zwijgen over het kwaad van de corruptie, dat de sociale en politieke ontwikkeling van zovele landen ondermijnt. Het is een groeiend fenomeen dat verraderlijk binnensluipt in vele sectoren van de samenleving, dat de spot drijft met de wet en de regels van eerlijkheid en rechtvaardigheid aan zijn laars lapt. Corruptie is moeilijk te bestrijden omdat het vele vormen aanneemt: als ze op één terrein is onderdrukt, steekt ze op een ànder de kop op. Er is zelfs moed voor nodig om corruptie aan te klagen. Om haar te elimineren is, samen met de resolute vastberadenheid van de autoriteiten, de edelmoedige hulp nodig van alle burgers, gesteund door een sterk moreel geweten.
Een zware verantwoordelijkheid bij dit gevecht is toebedeeld aan mensen in openbare diensten. Aan hen is de plicht om onvermoeibaar te werken aan de toepassing van de wet zonder onderscheid des persoons en aan de doorzichtigheid van alle activiteiten van overheidslichamen. Als instituut dat ten dienste staat van zijn burgers, is de staat de rentmeester van de potenties van het volk, dat moet worden bestuurd vanuit het oogmerk van het algemeen welzijn. Goed bestuur vereist een accurate controle over en volstrekte betrouwbaarheid in alle economische transacties. Op geen enkele manier kan worden toegestaan dat hulpbronnen die bestemd zijn voor het algemeen welzijn, worden gebruikt voor belangen van persoonlijke of zelfs criminele aard.
Het frauduleuze gebruik van publieke gelden treft bovenal de armen, omdat die het eerst worden beroofd van de basisvoorzieningen die essentieel zijn voor hun persoonlijke ontwikkeling. En wanneer corruptie doordringt in het gerechtelijk apparaat, is het opnieuw de arme die de zwaarste tol moet betalen: vertragingen, inefficiëntie, structurele onvolkomenheden, een gebrek aan adequate verdediging. Zij hebben dikwijls geen andere keuze dan het machtsmisbruik te verduren.
Er zijn andere vormen van onrechtvaardigheid die de vrede op het spel zetten. Ik wil er hier twee aanhalen.
Eerst: niet de mogelijkheid hebben om op een eerlijke manier over credieten te beschikken. De armen blijven dikwijls gedwongen buiten het normale financiële systeem staan of worden in de handen gedreven van weinig scrupuleuze geldschieters die exorbitant hoge rentelasten bedingen. Het resultaat is een verzwaring van hun toch al precaire situatie. Om die reden is het ieders plicht om eraan te werken dat de armen toegang krijgen tot credieten en wel op dezelfde voorwaarden als anderen en tegen rentelasten die zij zich kunnen veroorloven. Tegenwoordig bestaan op diverse plaatsen in de wereld financiële instellingen die de armen mini-credieten bieden op gunstige voorwaarden. Dit zijn initiatieven die bemoediging verdienen, want dit is de weg die leidt naar een radicale eliminatie van de schaamtelijke gesel van de woekerrente. Dit initiatief biedt iedereen toegang tot de economische middelen die nodig zijn voor de waardige ontwikkeling van gezinnen en gemeenschappen.
En wat te zeggen van het toenemende geweld tegen vrouwen en kinderen van beide seksen? Vandaag is dit een van de meest verbreide vormen van schending van mensenrechten en tragisch genoeg is het ook een tactiek van terreur: vrouwen worden gegijzeld, kinderen barbaars afgeslacht. Hier moeten eveneens genoemd worden de gedwongen prosititutie, de kinderpornografie en de uitbuiting van kinderen die op arbeidsplaatsen moeten werken in situaties van onverbloemde slavernij. Praktische stappen moeten worden gezet om te trachten deze vormen van geweld te stoppen. Met andere woorden: passende wettelijke maatregelen zijn nodig op zowel nationaal als internationaal niveau. Als, zoals ik dikwijls stelde in eerdere boodschappen, de waardigheid van iedere mens wordt erkend en gerespecteerd, moeten daarbij ook onderricht en culturele verheffing worden betrokken. Een element dat absoluut niet op de achtergrond mag raken in het ethisch en culturele erfgoed van de mensenfamilie als geheel en van iedere idividuele persoon is: het besef dat alle mensen gelijk zijn in waardigheid, hetzelfde respect verdienen en dezelfde rechten en plichten hebben.
Vrede voor ons allen komt voort uit rechtvaardigheid voor ieder van ons. Niemand is verontschuldigd voor een taak die zo belangrijk is voor de gehele mensheid. Het raakt iedere man, elke vrouw, overeenkomstig zijn of haar competentie en verantwoordelijkheid.
Ik richt mij bovenal tot u, staatshoofden en regeringsleiders, als voornaamste wetshandhavers in uw landen. Vanzelfsprekend is dit voor u geen gemakkelijke taak om te vervullen, want zij legt u een essentiële verplichting op. Moge de wetten die de staat besturen die u dient, een waarborg zijn voor rechtvaardigheid voor het volk en een aansporing tot een voortdurend groeiend gewaarwording van burgerlijke verantwoordelijkheid.
Verder: het bewerkstelligen van vrede in gerechtigheid vraagt om de medewerking van alle sectoren van de maatschappij, elk vanuit zijn eigen invloedssfeer en in harmonie met andere groeperingen binnen de gemeenschap. Speciaal bemoedig ik u, opvoeders die op elk niveau de jonge generatie trainen en onderwijzen: geef in hen vorm aan morele en burgelijke waarden, wek in hen een levendig gevoel voor rechten en plichten, te beginnen met de ervaring van de schoolgemeenschap zelf. Opvoeden in gerechtigheid om te leren in vrede: dit is een van uw primaire taken.
In het vormingsproces is het gezin onontbeerlijk. Het gezin is de meeste geschikte omgeving voor de vorming van de jonge generatie. Van uw voorbeeld, dierbare ouders, hangt voor een groot deel het morele karakter van uw kinderen af: zij maken het zich eigen vanuit de aard van de relaties die u koestert in de boezem van uw gezin en ten opzichte van hen daarbuiten. Het gezin is de eerste levensschool en de invloed die het kind in het gezin ondergaat, is beslissend voor zijn toekomstige ontwikkeling.
Ten slotte zeg ik tegen u, jonge mensen van de wereld die spontaan streven naar gerechtigheid en vrede: blijf altijd op zoek naar deze idealen en heb het geduld en het uithoudingsvermogen om ermee door te gaan, ongeacht de concrete situatie waarin je je bevindt. Wees doortastend in het afwijzen van onwettige wegen naar valse beelden van succes en rijkdom. Integendeel, waardeer wat goed is en waar, zelfs als dit betekent dat je je opofferingen moet getroosten of tegen de heersende mening moet ingaan. Want het gaat hierom: "uit de rechtvaardigheid voor ieder komt vrede voor allen".
Het jubileumjaar 2000 nadert snel. Het is een tijd die voor gelovigen op een speciale manier aan God is gewijd, de Heer van de geschiedenis, een herinnering voor allen aan de volstrekte afhankelijkheid van het schepsel aan de Schepper. Maar in de bijbelse traditie was het ook een tijd om slaven te bevrijden, land terug te geven aan de rechtmatige eigenaar, schulden kwijt te schelden, kortom het door God gewilde evenwicht te herstellen tussen alle leden van het volk. Het is daarom een speciale tijd om te zoeken naar gerechtigheid die leidt tot vrede.
Christenen die hun geloof beleven in de God die liefde is en zich verenigen in Christus' opstanding, zijn geroepen om rechtvaardig te handelen en met ieder in vrede te leven, want "Jezus geeft ons niet zomaar vrede. Hij geeft ons zijn vrede, vergezeld van zijn gerechtigheid. Hij is vrede en gerechtigheid. Hij wordt onze vrede en onze gerechtigheid" H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, In het Yankee-stadium in New York (2 okt 1979), 1. Ik zei deze woorden bijna twintig jaar geleden, maar tegen de achtergrond van de radicale veranderingen die nu plaatsvinden, krijgen zij een nog meer specifieke en actuele betekenis.
Het onderscheidende kenmerk van de christen moet, nu meer dan ooit,
liefde zijn voor de armen, de zwakken, de lijdenden. Leven vanuit deze veeleisende betrokkenheid vereist een zich totaal afwenden van de drijfveren die mensen ertoe aanzet uitsluitend hun eigen waarden te zoeken: macht, plezier, het ongeremd vergaren van rijkdom. Ja, het is juist tot deze radicale ommekeer dat de leerlingen van Christus worden geroepen. Zij die zichzelf ertoe zetten om dit pad te volgen zullen zeker ervaren dat "het Koninkrijk van God geen kwestie is van spijs en drank, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest" (Rom. 14, 17) en zij zullen "de vrucht van vrede en gerechtigheid" smaken" (Heb. 12, 11).
Ik wil voor de christenen van alle continenten de vermaning herhalen van het Tweede Vaticaans Concilie: "Men moet op de eerste plaats aan de eisen van de rechtvaardigheid voldoen, opdat men niet als een gift van naastenliefde aanbiedt, waartoe men reeds op grond van rechtvaardigheid verplicht is" 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 8. Een maatschappij van echte solidariteit kan slechts tot stand komen als de welgestelden, die de armen helpen, blijven voortgaan met wegschenken wat zij zelf niet nodig hebben. Sterker: het geven van materiële goederen is niet genoeg. Nodig is een geest van delen, zodat we het als een eer beschouwen dat wij in staat zijn zorg en aandacht te wijden aan de noden van onze broeders en zusters die in moeilijkheden verkeren. Christenen, aanhangers van andere religies en ontelbare mannen en vrouwen van goede wil, voelen zich vandaag geroepen tot een eenvoudige levensstijlom het gerechte delen van de vruchten van Gods schepping te realiseren. Zij die leven in armoede kunnen niet langer wachten: zij moeten nu geholpen worden en ze hebben het recht om die hulp onmiddellijk te ontvangen.
De eerste zondag van de Advent markeert het begin van het tweede jaar van de onmiddellijke voorbereiding op het grote jubileumjaar 2000, een jaar gewijd aan de H. Geest. De geest van de hoop is aan het werk in de wereld. Hij is aanwezig in de onzelfzuchtige dienst van hen die zij aan zij werken met de uitgeslotenen en de lijdenden, van hen die immigranten en vluchtelingen verwelkomen, van hen die dapper weigeren om een mens of groepering te verstoten om ethnische, culturele of reliieuze redenen. Hij is speciaal aanwezig in de hartverwarmende daadkracht van allen die geduldig en volhardend voortgaan met het bevorderen van vrede en verzoening tussen mensen die eens elkaars tegenstanders en vijanden waren. Inderdaad, dit zijn tekenen van hoop die ons ertoe aanzetten de gerechtigheid te zoeken die leidt tot vrede.
De kern van de Bijbelse boodschap is Christus, die ieders vrede en verzoening is. Moge zijn gelaat schijnen over het pad van de menselijkheid terwijl het zich voorbereidt op het overschrijden van de drempel naar het derde millennium.
Moge zijn rechtvaardigheid en vrede een geschenk worden voor allen, zonder uitzondering.
"dan wordt de woestijn een boomgaard
en de boomgaard wordt als een woud beschouwd.
Dan woont het recht in de woestijn,
de gerechtigheid in de boomgaard.
En de gerechtigheid brengt vrede voort,
rust en veiligheid zijn haar vruchten". (Jes. 32, 15-17).Uit het Vaticaan, 8 december 1997
Paus Johannes Paulus II