H. Paus Johannes Paulus II - 6 januari 1999
Beste jongeren, beste vrienden,
Het Jubeljaar is niet ver weg meer. Met het oog daarop krijgt het jaar 1999 de functie om "de horizonten van de gelovige mens te verbreden en hen dezelfde richting op te laten kijken als Christus: naar de Vader die in de hemel is, die Christus heeft gezonden en naar wie Hij is teruggekeerd." H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 49 Want je kunt Christus en zijn Jubeljaar niet vieren zonder je - samen met Hem - te wenden naar God, zijn Vader en onze Vader. Vgl. Joh. 20, 17 Ook de Heilige Geest verwijst ons naar de Vader en naar Jezus: wanneer de Geest ons leert om te zeggen "Jezus is de Heer", Vgl. 1 Kor. 12, 3 dan is dat om ons in staat te stellen met God te spreken en Hem aan te roepen als "Abba, Vader!" Vgl. Gal. 4, 6
Daarom richt ik tot jullie de volgende uitnodiging: richt je samen met heel de Kerk tot God de Vader; luister vervolgens, dankbaar en verwonderd, naar de verrassende openbaring van Jezus: "De Vader houdt van jullie." Vgl. Joh. 16, 27 Juist deze woorden wil ik jullie toevertrouwen als thema van de 14de Wereldjongerendag. Beste jongeren, ontvang de liefde waarmee God als eerste jullie liefheeft. Houd je vast aan deze zekerheid, want zij is de enige zekerheid die je leven zin kan geven, kracht en vreugde: Zijn liefde zal zich nooit van je verwijderen, Zijn vredesverbond met jullie zal Hij nooit opzeggen. Vgl. Jes. 54, 10 Hij heeft onze naam geschreven in de palm van Zijn hand. Vgl. Jes. 49, 16
In het mensenhart is er altijd een diepe hunkering naar God, ook al is het niet steeds bewust en duidelijk. De heilige Ignatius van Antiochië heeft dit welsprekend onder woorden gebracht: "Er is in mij een levend water dat in mijn binnenste murmelt: 'Kom naar de Vader'." H. Ignatius van AntiochiĆ«, Brief aan de Romeinen, Epistula ad Romanos. 7 "Laat mij uw heerlijkheid zien", smeekte Mozes op de berg (Ex. 33, 18).
"Niemand heeft God ooit gezien, maar de eniggeboren God, die rust aan het hart van de Vader, Hij heeft Hem doen kennen" (Joh. 1, 18). Is het dan voldoende de Zoon te kennen om de Vader te kennen? Filippus laat zich niet zo makkelijk overtuigen. "Laat ons de Vader zien", vraagt hij. Op zijn aandringen komt er een antwoord, dat meer is dan wij mochten hopen: "Ik ben al zo lang bij jullie, Filippus, en je hebt Me nog niet leren kennen? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien" (Joh. 14, 9).
Na de menswording is er een menselijk gezicht waarin wij God kunnen zien: "Geloof je niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij?" (Joh. 14, 11) Jezus zegt dit niet alleen tegen Filippus, maar tot iedereen die gelooft. Wie de Zoon van God ontvangt, ontvangt dus ook Hem door wie de Zoon gezonden is. Vgl. Joh. 13, 20 Daar staat tegenover: "Wie Mij haat, haat ook mijn Vader" (Joh. 15, 23). Dat is het begin van een nieuwe betrekking tussen Schepper en schepsel, die van het kind met zijn eigen Vader. Wanneer de leerlingen de geheimen van God willen binnen gaan en vragen hoe zij als steun voor onderweg zouden moeten bidden, leert Jezus hun als antwoord het Onze Vader, de "samenvatting van het hele Evangelie". Tertullianus, De Oratione. 1 Hierin vinden we de bevestiging van ons kindschap van God. Vgl. Lc. 11, 1-4 "Enerzijds geeft de eniggeboren Zoon ons door de woorden van dat gebed de woorden die de Vader Hem gegeven heeft: Hij is de leraar van ons gebed. Anderzijds kent Hij, als Woord dat mens geworden is, in zijn menselijk hart de noden van zijn menselijke broeders en zusters en openbaart Hij ze ons: Hij staat model voor ons gebed." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2765
Het evangelie van Johannes brengt ons een rechtstreeks getuigenis van het leven van de Zoon van God en wijst de weg die naar de Vader leidt. De bede "Vader" is het geheim, de adem, het leven van Jezus. Is Hij niet de enige Zoon, de eerstgeborene, de zeer beminde naar wie alles zich richt, die zelfs voor de wereld bestond bij de Vader was en deelde in dezelfde heerlijkheid? Vgl. Joh. 17, 5 Jezus ontvangt van de Vader de macht over alle mensen Vgl. Joh. 17, 2 , de boodschap die verkondigd moet worden, het werk dat volbracht moet worden. Vgl. Joh. 14, 31 De leerlingen behoren Hem niet uit zichzelf toe: de Vader heeft ze Hem gegeven Vgl. Joh. 17, 9 en Hem de taak toevertrouwd hen uit de buurt van het kwaad te houden, zodat niemand van hen verloren zou gaan (Joh. 18, 9).
In het uur waarin Hij uit deze wereld heen gaat naar de Vader openbaart het 'hogepriesterlijk gebed' de ziel van de Zoon: "Verheerlijk Mij nu, Vader, aan uw zijde en bekleed Mij met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld bestond." (Joh. 17, 5) Als hogepriester voor eeuwig neemt Jezus zijn plaats in aan het hoofd van de onmetelijke stoet verlosten. Eerstgeborene van een menigte broers en zussen, brengt Hij de schapen van de verdwaalde kudde terug in de ene schaapstal, zodat er "één kudde en één herder" (Joh. 10, 16) zal zijn.
Dankzij zijn werk kreeg dezelfde liefdevolle betrekking die er bestaat binnen de Drie-eenheid, ook een plaats in de relatie tussen de Vader en de verloste mensheid: "de Vader houdt van jullie". Denk niet, dat dit mysterie van liefde begrepen kan worden zonder de inwerking van de Heilige Geest die door de Vader uitgestort werd over de leerlingen in antwoord op het gebed van Jezus. Vgl. Joh. 14, 16 De menswording van het eeuwige Woord in de tijd en de geboorte voor de eeuwigheid van allen die via het doopsel met Hem een enkel lichaam geworden zijn, kan niemand begrijpen zonder de levengevende inwerking van diezelfde Geest.
"Zoveel immers heeft God van de wereld gehouden, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft geschonken, zodat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven bezit" (Joh. 3, 16). De wereld wordt door God bemind. En ondanks de afwijzingen waartoe zij in staat is, zal zij bemind blijven tot op het laatste moment. "De Vader houdt van jullie", voor eeuwig en altijd. Dat is het niet eerder gehoorde nieuws, "de even eenvoudige als verbijsterende boodschap die de kerk aan de mens moet doorgeven". Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 34 Als dit het enige geweest was wat de Zoon ons gezegd zou hebben, het zou genoeg geweest zijn. "Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft. Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook" (1 Joh. 3, 1). Wij zijn geen wezen; liefde is mogelijk. Jullie weten toch wel, dat wij niet kunnen liefhebben, als wij niet bemind worden.
Hoe verkondigen we dit goede nieuws? Jezus wijst de weg: Luister naar de Vader teneinde "onderricht (te) ontvangen van God" (Joh. 6, 45) en onderhoud de geboden. Vgl. Joh. 14, 23 Zo zal men groeien in het kennen van de Vader: "Uw naam heb ik hun bekend gemaakt en dat zal ik blijven doen" (Joh. 17, 26). Daarin ligt het werk van de heilige Geest die ons binnen voert in de "volle waarheid." Vgl. Joh. 16, 13
In onze dagen hebben de kerk en de wereld meer dan ooit behoefte aan "missionarissen" die in staat zijn door woord en voorbeeld deze fundamentele en vertroostende zekerheid te verbreiden. Jonge mensen van vandaag en volwassenen van het nieuwe millennium, wees jullie hiervan bewust en laat jezelf "opleiden" in de school van Jezus. Wordt in de kerk en in de verschillende kringen waarin jullie dagelijks verkeren, geloofwaardige getuigen van de liefde van de Vader! Maak deze liefde zichtbaar in jullie keuzes, in jullie doen en laten, in de manier waarop jullie met mensen omgaan en hun dienstbaar zijn, in het oprecht eerbiedigen van de wil van God en van zijn geboden.
"De Vader houdt van jullie." Deze prachtige woorden hebben hun plaats gekregen in het hart van de gelovige die zoals de geliefde leerling van Jezus zijn hoofd te rusten legt aan zijn borst en hoort wat er in vertrouwen gezegd wordt: "Wie Mij liefheeft, zal ondervinden hoe de Vader hem liefheeft, en ook Ik zal hem liefhebben en Mij aan hem openbaren" (Joh. 14, 21), want "eeuwig leven, dat betekent dat ze U, de enige waarachtige God leren kennen, en ook degene die Gij gezonden hebt: Jezus Christus" (Joh. 17, 3).
In de verschillende vormen van vaderschap die jullie gaandeweg tegenkomen, kunnen jullie een weerspiegeling zien van de liefde van de Vader. Ik denk met name aan jullie ouders die in samenwerking met God jullie het leven hebben gegeven en voor jullie zorgen: eer je vader en je moeder Vgl. Ex. 20, 12 en wees hen dankbaar! Ik denk aan de priesters en aan andere mensen die hun leven aan de Heer hebben toegewijd. Zij zijn jullie vrienden, jullie getuigen en leraren van het leven, "voor jullie vooruitgang en geloofsvreugde" (Fil. 1, 25). Ik denk aan de echte opvoeders die met hun menselijkheid, hun levenswijsheid en hun geloof een belangrijke bijdrage leveren aan jullie groei als Christen en dus als mens. Bedank de Heer telkens opnieuw voor deze waardevolle personen die met jullie optrekken langs jullie levenspad.
De Vader houdt van jullie! De christen die zich deze bijzondere genegenheid van God bewust is, kan niet anders dan zich bemoedigd voelen "in navolging van Christus, de Verlosser van de mens, een weg te gaan van waarachtige ommekeer … Dit is het geëigende kader voor de herontdekking en intense viering van het boete-sacrament in zijn diepste betekenis". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 50
"De zonde is een misbruiken van de vrijheid die God geeft aan mensen, die geschapen zijn om Hem en elkaar te kunnen beminnen". Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 387 Zondigen is de weigering het in het doopsel van God gekregen leven te leven, de weigering ons te laten beminnen door de ware Liefde: de mens heeft inderdaad de gruwelijke macht een hinderpaal te zijn voor God die alles wat goed is wil geven. De zonde die zijn oorsprong heeft in de vrije wil van de persoon Vgl. Mc. 7, 20 , is een tekort schieten in oprecht beminnen; zij verwondt de natuur van de mens en beschadigt de menselijke solidariteit door gedragingen, woorden, daden die doordrenkt zijn met eigenliefde. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1849-1850 In het binnenste van de persoon opent of sluit de vrijheid zich voor de liefde. Dat is de voortdurende tragedie van de mens die vaak de slavernij verkiest en zo zichzelf onderwerpt aan angsten, grillen, onjuist gedrag. Hij schept zich dan immers waandenkbeelden die overheersen en ideologieën die de eigen menselijkheid verlagen. In het evangelie van Johannes lezen we: "Wie zonde doet is een slaaf, een slaaf van de zonde" (Joh. 8, 34).
Jezus zegt tegen iedereen: "Bekeer u, heb geloof in de goede boodschap" (Mc. 1, 15). Aan de oorsprong van elke echte bekering staat God die naar de zondaar kijkt. Het is een blik die een liefdevol zoeken wordt, een verlangen zelfs tot en met het kruis, een wil tot vergeven, die de schuldige de achting en liefde laat blijken waarmee deze nog steeds omringd wordt. Zo kan die schuldige de wanorde zien waarin hij verzeild is geraakt, kan hij de oproep horen te beslissen zijn leven te veranderen. Dat is het geval bij Levi Vgl. Mc. 2, 13-17 , Zacheüs Vgl. Lc. 19, 1-10 , de overspelige vrouw Vgl. Joh. 8, 1-11 , de goede moordenaar Vgl. Lc. 23, 39-43 , de Samaritaanse vrouw Vgl. Joh. 4, 1-30 . "De mens kan niet leven zonder liefde. Hij krijgt nooit inzicht in zichzelf, en zijn leven is zinloos, als hem geen liefde betoond wordt, als hij geen liefde vindt, als hij haar niet ervaart en zich eigen maakt, als hij er niet levendig deel aan heeft." H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 10 De mens die de God van barmhartigheid en vergeving ontdekt en ervaren heeft, kan alleen maar verder leven in een voortdurende staat van bekering tot God. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Goddelijke Barmhartigheid, Dives in Misericordia (30 nov 1980), 13
"Ga, en zondig voortaan niet meer" (Joh. 8, 11). De vergeving wordt belangeloos gegeven, maar de mens wordt aangezet te antwoorden met een niet vrijblijvend engagement om zijn leven opnieuw in te richten. God kent zijn schepsels maar al te goed! Hij weet maar al te goed, dat een steeds groter blijk van zijn liefde bij de zondaar zal uitlopen op een afschuw van de zonde. De liefde van God wordt op deze manier in praktijk een continu aanbod tot vergeving.
De parabel van de verloren zoon is buitengewoon veelzeggend! Vanaf het moment waarop de zoon het ouderlijk huis verlaat kent de vader alleen nog maar bezorgdheid. Hij wacht, hoopt, tuurt de horizon af. Hij eerbiedigt de vrijheid van zijn zoon maar lijdt zelf. Als de zoon besloten heeft terug te keren, ziet de vader hem in de verte, gaat hem tegemoet en omhelst hem stevig. Vol vreugde beveelt hij: "Doe een ring aan zijn vinger - teken van het verbond - schoenen aan zijn voeten - teken van hervonden waardigheid - laten we feestvieren, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is terug gevonden". Vgl. Lc. 15, 11-32
Voordat Hij heengaat naar de Vader, vertrouwt Jezus het dienstwerk van de verzoening toe aan zijn Kerk. Vgl. Joh, 20, 23 Berouw dat alleen maar inwendig is, is dus niet voldoende om van God vergeving te krijgen. Verzoening met God wordt verkregen door verzoening met de kerkgemeenschap. De erkenning van de zonden geschiedt door een concreet sacramenteel gebaar: berouw en belijdenis van de zonden met de intentie zich te beteren en dit alles tegenover de dienaar van de Kerk.
Tegenwoordig is het helaas zo, dat naarmate de mensen het zondenbewustzijn verliezen, zij minder hun toevlucht nemen tot de vergeving van God. Dit is de oorzaak van veel problemen en moeilijkheden in onze tijd. Dit jaar spoor ik jullie aan de schoonheid en rijkdom van de genade opnieuw te ontdekken in het sacrament van de boete en verzoening door de parabel van de verloren zoon nog eens aandachtig te lezen: wat daar in het volle licht wordt gezet, is niet zozeer de zonde maar wel de tederheid van God en zijn barmhartigheid. Luister naar het Woord met een houding van gebed, overweging, verwondering en zekerheid en zeg God: "Ik kan niet zonder U, voor mijn bestaan en mijn leven reken ik op U. U bent sterker dan mijn zonden. Ik geloof in uw macht over mijn leven, ik geloof dat het u mogelijk is mij, zoals ik nu ben, te redden. Vergeet mij niet, vergeef mij!"
Kijk 'van binnenuit' naar jezelf. Meer dan een overtreding van een wet of morele norm te zijn, gaat de zonde in tegen God Vgl. Ps. 50, 6 , tegen je broeders en zusters en tegen jezelf. Plaats je tegenover Christus, enige Zoon van de Vader en voorbeeld voor alle broeders en zusters. Hij alleen laat ons zien wat wij in betrekking tot de Vader, tot de naaste, tot de samenleving moeten zijn om in harmonie met onszelf te zijn. Hij laat ons dit zien door het Evangelie dat één is met Jezus Christus. Trouw aan de een is een teken van trouw aan het andere.
Nader vol vertrouwen tot het sacrament van de biecht: met de belijdenis van de zonden zul je laten zien, dat jij je ontrouw wilt erkennen en daar een eind aan wilt maken; dat jij je behoefte aan bekering en verzoening wilt toegeven om de vrede en vruchtbaarheid van het kindschap Gods terug te vinden in Jezus Christus; zul jij je solidariteit met de broeders en zusters laten blijken die ook de beproeving van de zonde ervaren. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1445
Ontvang, tenslotte, met een dankbaar hart de absolutie die de priester je geeft. Dit is het moment waarin de Vader over de boetvaardige zondaar het leven-brengende woord uitspreekt: "Deze zoon van mij is weer levend geworden." De Bron van genade doet ons weer opbloeien en stelt ons in staat ons egoïsme te overwinnen en opnieuw en met grotere intensiteit, lief te hebben.
"U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangen heel de wet en de profeten." (Mt. 22, 37-40) Jezus zegt niet, dat het tweede gebod identiek is aan het eerste, maar dat het "daaraan gelijk" is. De twee geboden zijn dus niet onderling uitwisselbaar, alsof je aan het gebod om God te beminnen zou kunnen voldoen door het gebod te onderhouden de naaste lief te hebben, en andersom. Elk gebod heeft zijn eigen inhoud en ze moeten beide onderhouden worden. Jezus stelt ze echter naast elkaar om voor iedereen duidelijk te maken dat ze alles met elkaar te maken hebben. Het is onmogelijk het ene gebod te onderhouden, zonder het andere te praktiseren. "Van hun onlosmakelijke eenheid wordt door Jezus getuigenis afgelegd in zijn woorden en in zijn leven: zijn zending vindt haar hoogtepunt in het kruis dat verlost, teken van zijn ondeelbare liefde voor de Vader en de mensheid." H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over kerkelijke moraalleer, Veritatis Splendor (6 aug 1993), 14
Om te weten of we werkelijk van God houden, moeten we bezien of we onze naaste met overgave beminnen. En als we de kwaliteit van de liefde voor onze naaste willen onderzoeken, moeten we ons afvragen of we God werkelijk liefhebben. "Want als hij zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, kan hij God niet liefhebben die hij nooit heeft gezien" (1 Joh. 4, 20). "Hoe weten wij dat we de kinderen van God liefhebben? Er is maar een bewijs: dat we God liefhebben en ons houden aan zijn geboden" (1 Joh. 5, 2).
In de apostolische Brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Tertio millennio adveniente
Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert
(10 november 1994) heb ik de Christenen aangespoord uitdrukkelijker te wijzen "op de voorkeurskeuze van de kerk voor de armen en buitengestotenen". Dit is een "voorkeurskeuze" geen anderen uitsluitende keuze. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 51 Jezus vraagt ons de armen lief te hebben, omdat aan hen bijzondere aandacht gegeven moet worden, juist omdat zij kwetsbaar zijn. Zoals iedereen weet zijn de armen steeds groter in aantal, ook in de zogeheten rijke landen, ondanks het feit dat de goederen van deze wereld voor iedereen bestemd zijn. Elk geval van armoede is een uitdaging voor ieders christelijke naastenliefde. Deze liefde echter moet ook een maatschappelijke en politieke verplichting worden, want het probleem van de armoede in de wereld is een afgeleide van de concrete omstandigheden die door mannen en vrouwen van goede wil, de bouwers aan een beschaving van liefde, veranderd moeten worden. Het gaat om de "structuren van zonde" die niet overwonnen kunnen worden zonder ieders samenwerking, in de bereidheid "zichzelf te verliezen" ten behoeve van de ander in plaats van hem uit te buiten; hem te "dienen" en niet hem te onderdrukken. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 38
Jonge vrienden, jullie in het bijzonder roep ik op concrete initiatieven te nemen tot solidariteit en tot delen, schouder aan schouder en samen met de armsten. Zet je daadwerkelijk in voor een of ander project waarbij leeftijdgenoten van jullie in verschillende landen betrokken zijn en hun broederschap en solidariteit met daden laten zien. Dit is een manier om in de personen van de armen aan de Heer iets "terug te doen" voor alles wat Hij jullie die het beter getroffen hebben, gegeven heeft. Het kan ook rechtstreeks zichtbaar uitdrukking geven aan een vergaande keuze: je leven definitief richten op God en de anderen.
Maria vat in haar persoon heel het mysterie van de kerk samen. Zij is de "uitverkoren dochter van de Vader" H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Nu het derde millennium van de nieuwe tijd nadert, Tertio millennio adveniente (10 nov 1994), 54, die de gave van God in alle vrijheid heeft aanvaard en er aan beantwoord heeft door zich volledig beschikbaar te stellen. Als "dochter" van de Vader heeft zij het verkregen om Moeder van Zijn Zoon te worden: "Laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt." (Lc. 1, 38) Zij is Moeder van God omdat ze op volmaakte wijze dochter van de Vader is.
In haar hart leeft geen ander verlangen dan de christenen te ondersteunen in hun inzet om te leven als kinderen van God. Zij is de zeer tedere moeder, die hen onophoudelijk naar Jezus leidt, zodat ze in navolging van Hem leren om hun relatie met de Vader in de hemel te doen groeien. Zoals bij de bruiloft te Kana nodigt Maria hen uit om te doen wat de Zoon hun ook zeggen zal, Vgl. Joh. 2, 5 wetende dat dit de weg is om uit te komen bij het huis van de "Vader vol ontferming." Vgl. 2 Kor. 1, 3
De 14de Wereldjongerendag, die we dit jaar in de lokale kerken zullen houden, is de laatse Wereldjongerendag vóór de grote afspraak van het Jubeljaar. Vandaar dat deze jongerendag van bijzonder belang wordt in de voorbereiding op het Heilig Jaar in 2000.
Ik bid dat ze voor ieder van jullie een gelegenheid wordt tot een hernieuwde ontmoeting met de Heer van het leven en van Zijn kerk.
Aan Maria vertrouw ik jullie levensweg toe en vraag haar jullie harten voor te bereiden om de genade van de Vader te ontvangen en zo getuigen van Zijn Liefde te worden.
Ik wens jullie toe dat dit een jaar mag worden dat rijk is aan geloof en evangelische inzet. Met deze gedachten en gevoelens zegen ik jullie van harte.
Johannes Paulus II
Uit het Vaticaan, 6 januari 1999,
Hoogfeest van de Openbaring des Heren.