GENETISCHE MANIPULATIE DIE HET LEVEN VAN DE MENS TOT EEN OBJECT HERLEIDT, IS EIGENMACHTIG EN ONJUISTTot de deelnemers aan de 35e algemene vergadering van de Medische wereldbond
(Soort document: H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak)
H. Paus Johannes Paulus II -
29 oktober 1983
Het thema van uw bijeenkomst in Venetiƫ, 'de geneeskunde en de rechten van de mens', was een reden te meer om de belangstelling van de Heilige Stoel te wekken. Hoe dikwijls heb ik de gelegenheid gehad over de fundamentele en onvervreemdbare rechten van de mens te spreken, tot
H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede
Tot de 34e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties - New York
(2 oktober 1979) Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de 34e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties - New York, De waardigheid van de menselijke persoon als grondslag voor rechtvaardigheid en vrede (2 okt 1979), 13!. Het geheel van deze rechten beantwoordt aan het wezen van de waardigheid van de mens. De geneeskunde heeft bijzonder te maken met de eerbiediging van deze rechten. Het recht van de mens op leven - vanaf het moment van de conceptie tot zijn dood - is het eerste en fundamentele recht als wortel en bron van alle andere rechten. In dezelfde zin wordt gesproken van het "recht op gezondheid", dat wil zeggen op de beste voorwaarden voor een goede gezondheid. Men denkt ook aan de eerbiediging van de lichamelijke ongeschondenheid, de medische geheimhouding, de vrijheid te worden behandeld en overal waar mogelijk zijn arts te kiezen.
De rechten waarop een beroep wordt gedaan, zijn niet op de eerste plaats die welke door de veranderlijke wetten van de burgerlijke samenleving worden erkend, maar zijn nauw verbonden met de fundamentele beginselen, met de morele wet, welke op het zijn zelf is gebaseerd en onveranderlijk is. Het gebied van de beroepsethiek kan vandaag vooral het meest kwetsbare van de geneeskunde lijken; maar ze is wezenlijk, en de medische moraal moet door de artsen altijd als de norm van hun beroepsuitoefening worden beschouwd, welke de grootste aandacht en vooral de grootste inspanning verdient om haar te beschermen.
© 1984, Archief van Kerken 39e jrg. nr. 3 p. 11-13