
H. Paus Johannes Paulus II - 10 november 1979
Hij die met recht de grondlegger van de moderne fysica wordt genoemd heeft uitdrukkelijk verklaard dat de twee waarheden, van geloof en wetenschap, elkaar nooit kunnen tegenspreken, "de Heilige Schrift en de natuur komen evenzeer voort uit het goddelijke Woord, de eerste als het ware gedicteerd door de Heilige Geest, de tweede als een zeer trouwe uitvoering van de bevelen van God", zo schreef hij in zijn brief aan pater Benedetto Castelli, op 21 december 1613 Nationale uitgave van de werken van Galilei, vol. V, blz. 282-285. Het Tweede Vaticaans Concilie zegt het niet anders; het herneemt zelfs gelijksoortige uitdrukkingen wanneer het leert: "Het methodisch onderzoek zal in alle takken van wetenschap, wanneer het maar werkelijk op wetenschappelijke wijze en volgens de normen van de moraal wordt verricht, in feite nooit met het geloof in tegenspraak zijn, want het profane en het geloof hebben in dezelfde God hun oorsprong." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 36
Galilei voelt in zijn wetenschappelijk onderzoek de aanwezigheid van de Schepper die hem stimuleert en, in het diepst van zijn geest werkend, zijn intuïties voorkomt en helpt. Naar aanleiding van de uitvinding van de verrekijker, schrijft hij aan het begin van de Sidereus Nuncius, aan enkele van zijn sterrenkundige ontdekkingen herinnerend: "Quae omnia ope Perspicilli a me excogitati divina prius illuminante gratia, paucis abhinc die bus reperta atque observata fuerunt." Sidereus Nuncius, Venetië, bij Thomam Baglionum, MDCX, fol. 4. "Dit alles is de laatste dagen ontdekt en waargenomen dankzij de 'telescoop' die ik, na door de goddelijke genade te zijn verlicht, heb uitgevonden."
De belijdenis van Galilei over de goddelijke verlichting in de geest van de geleerde vindt een weerklank in de reeds aangehaalde tekst van de Concilieconstitutie over de kerk in de wereld van deze tijd: "Hij die nederig en volhardend het verborgene tracht te doorvorsen, wordt, eventueel onbewust, als het ware geleid door de hand van God." 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 36 Deze nederigheid waarop de Concilietekst aandringt is een noodzakelijke deugd van de geest zowel voor het wetenschappelijk onderzoek als voor betrokkenheid bij het geloof. De nederigheid schept een gunstig klimaat voor de dialoog tussen de gelovige en de geleerde; zij roept de goddelijke verlichting af welke reeds gekend of nog onbekend, zowel in het ene als het andere geval wordt bemind door hem die nederig de waarheid zoekt.