
Paus Pius XII - 22 februari 1944
De Tien Geboden zijn een wet door God zelf gegeven, waarin zich volgens Thomas van Aquino ook de kracht van de menselijke rede en van het verstand van de wijzen weerspiegelt. Wanneer men echter de godsdienstige en zedelijke toestand van het ogenblik onderzoekt, ziet men een pijnlijke tegenstelling tussen de hoge graad van godsdienstige vorming, die tegenwoordig het volk geboden wordt, enerzijds, en het geringe voordeel, dat men er uit trekt en de geringe stuwkracht, die in het praktische leven er uit voortkomt, anderzijds. In voorafgaande tijdperken van de kerkgeschiedenis was het gewone godsdienstonderricht in het algemeen veel eenvoudiger. Maar dit werd gecompenseerd door het feit, dat heel het verloop van het menselijk leven werd beheerst en, dank zij veel heilige gebruiken, was doordrongen van de vreze Gods en de onaantastbare verplichting van Zijn geboden (00')' In droevige tegenstelling met die hoge ontwikkeling van het onderwijs zijn de uitwerking en de kracht van het godsdienstig gevoel verminderd en verzwakt. ()
Gij weet overigens zeer goed, wat Christus zegt: 'Als gij Mijn geboden onderhoudt, blijft gij in Mijn liefde, zoals Ikzelf de geboden van Mijn Vader (d.w.z. de Tien Geboden) hebt onderhouden en in Zijn liefde blijf'. Er is dus maar één weg om tot de liefde Gods te komen en de vereniging en vriendschap met Hem te bewaren: het onderhouden van Zijn geboden. Woorden betekenen niet veel, wat waarde heeft44, dat zijn de daden en daarom zei Jezus Christus: 'Niet allen, die tot Mij zeggen: Heer, Heer, zullen ingaan in het rijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, die in de hemel is, hij zal ingaan in het rijk der hemelen'. God belijden door het volbrengen van Zijn heilige wil in al Zijn geboden en onze wil gelijkvormig maken aan de Zijne. ()
Christus kwam niet, gelijk Hij verklaarde, om de Wet op te heffen en af te schaffen (Matteüs 5:17), maar om haar te vervullen en te vervolmaken. Met Zijn leer en onderricht heeft Hij de Tien Geboden vervolmaakt, die God op de Sinaï aan het volk van Israël heeft gegeven. ()
een mens op meerdere manieren gedood worden. Als wij een ander met de hand doden Vgl. Jes. 1, 15 , is dit niet alleen in strijd met de liefde Vgl. 1 Joh. 3, 15 die gebiedt onze naaste lief te hebben als onszelf, maar het gaat zeker ook tegen de natuur in, omdat volgens Jezus Sirach "ieder levend wezen zijn gelijke liefheeft" [Sir. 13, 16]. Wij kunnen ook met onze mond doden. Dit gebeurt wanneer wij iemand, door de raad die we hem geven, tegen een ander uitspelen, door die ander te beschuldigen of te kleineren. In de derde plaats kunnen wij iemand doden door te helpen, zoals staat in Spreuken (Spr. 24, 12): "Mijn zoon, wandel niet met hen". Wij kunnen ook iemand doden door onze instemming, zoals Paulus zegt in Romeinen: "Terwijl zij weten dat God heeft verordend dat wie dergelijke dingen doet, de dood verdient, bedrijven zij ze niet alleen, maar schenken hun bijval aan hen die ze doen" (Rom. 1, 32). Want wij stemmen ergens op een bepaalde manier mee in, telkens wanneer we in staat zijn om iets te verhinderen, en dit niet doen, zoals staat in het boek der Spreuken (Spr. 24, 11-12): "Red degenen die weggeleid worden om te sterven en behoed hen die wankelend naar de slachting gaan. Hij die de harten doorgrondt weet er alles van en Hij die op je let, neemt het waar en vergeldt de mens naar zijn daden". Tenslotte kunnen we doden door gierigheid en verwaarlozing: "Voedt degenen die sterven van de honger, als wij hen niet voeden, dan hebben we hen gedood" (Ambrosius).()
Tegenwoordig schijnt het heidendom te zijn herleefd en velen hebben het al boven het christendom verheerlijkt in hun boeken en gedichten. Maar de kerk heeft zich vanaf haar optreden in de wereld met haar leer van het Evangelie (de vervulling en vervolmaking van de Tien Geboden) verdedigd tegen elk sofisme en tegen iedere bedekte of openlijke vorm van heidendom. Haar strijd werd altijd gevoerd met open vizier, door tegenover de dwalingen van het heidendom de lichtende kracht van de christelijke geboden te stellen. Niet alleen de bneven van Paulus leveren een duidelijk bewijs voor de ernst van de morele verplichtingen die de christelijke godsdienst meebrengt, en van de strijd die de gelovigen moeten voeren, om ze na te komen, maar ook het laatste boek van de bijbel, de Openbaring Vgl. Openb. 2, 7.11.16 Vgl. Openb. 3, 5.12.21 ( ).
De christenen uit de eerste eeuwen waren er in hun vurige ijver toe geneigd, hun geloof eerder te openlijk dan niet openlijk genoeg te belijden ( ). Als wij tegenwoordig zo dikwijls uitroepen: 'Terug naar het oorspronkelijk christendom!', dan moeten wij eerst beginnen dit verlangen uit te voeren door de verbetering en hervorming van de moraal. Deze uitroep moet hier geen holle klank blijven, maar een ernstige en daadwerkelijke terugkeer, zoals die vereist wordt door morele daden en het morele leven volgens de behoeften juist van deze tijd ( ). Alleen wanneer de morele orde het verstand verlicht, de harten leidt en de hartstochten beheerst, vindt het leven van enkeling en gemeenschap steun en kracht, en toont het zich het redelijk schepsel waardig. Want zij alleen beveiligt en veredelt de menselijke waardigheid, waarvan de trekken samenvallen met die van de Tien Geboden.