
Paus Pius XII - 24 december 1939
En tot God, die barmhartig en almachtig is, eerbiedwaardige broeders en geliefde zonen, heffen wij onzen blik en ons gebed omhoog, als de beste en krachtdadigste uitdrukking van onze dankbaarheid voor uwe zoo hartelijke kerstwenschen, die op hun beurt een gebed zijn, dat opstijgt tot den Vader in den hemel, van wien alle goede gift komt en alle volmaakte gaven. (Jak. 1, 17) Moge God geven, dat, bij deze vereeniging van gebeden, ieder uwer bij de kribbe van zijn eengeboren Zoon, die vleesch geworden is en onder ons woont, die goede, volgestampte, geschudde en overloopende maat van kerstvreugde ontvange, die Hij alléén kan geven; en wel zoo, dat gij, versterkt en opgebeurd door zooveel vreugde, het kerstgebed der Kerk in vervulling ga ”om met vertrouwen als Rechter dien Eengeborene te aanschouwen, dien wij nu met vreugde als Verlosser ontvangen.” Orat. in Vig. Nat.