
Paulus Augustinus Kardinaal Mayer o.s.b. - 2 juni 1988
De Kerk van Christus komt vanaf Pinksteren, na de nederdaling van de heilige Geest, altijd trouw bijeen om het paasmysterie te vieren op de dag, die omwille van de verrijzenis van de Heer "dag des Heren" wordt genoemd. Tijdens die bijeenkomst op zondag leest de Kerk wat in al de Schriften op Christus betrekking heeft Vgl. Lc. 24, 27 en viert zij de Eucharistie als de gedachtenis aan de dood en de verrijzenis van de Heer, totdat Hij wederkomt.
Toch kan de zondag niet altijd volledig worden gevierd. Er waren en er zijn immers vele Christenen, voor wie "bij het ontbreken van de gewijde bedienaar of om een andere ernstige reden de deelneming aan de Eucharistische viering onmogelijk is." Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1248. par.2
In verschillende streken hebben de bisschoppen – na de eerste evangelisatie – aan catechisten de taak toevertrouwd op zondag de gelovigen bijeen te brengen en hun gebed in de vorm van oefeningen van godsvrucht te leiden. De in aantal sterk toegenomen Christenen woonden daar immers erg verspreid over soms ver uit elkaar gelegen plaatsen, zodat niet elke zondag een priester naar hen toe kon gaan.
Op andere plaatsen wordt, vanwege vervolgingen van de Christenen of vanwege andere strenge beperkingen van de godsdienstvrijheid, aan de gelovigen in het geheel niet toegestaan op zondag een bijeenkomst te houden. En zoals er vroeger Christenen zijn geweest, die tot in het martelaarschap toe, aan hun zondagse bijeenkomst trouw zijn gebleven, Vgl. Acta Martyrum Bytiniae, in D. Ruiz Bueno, Actas de los Martires, BAC 75 (Madrid 1951), blz. 973. zo zijn er ook nu gelovigen die zich inspannen om op zondag samen te komen en te bidden, soms in het gezin, soms in kleine groepen, ook al moeten zij de aanwezigheid van een gewijde bedienaar missen.
In onze tijd is er een andere reden waarom in vele streken niet iedere parochie op elke zondag de Eucharistie kan vieren; het aantal priesters loopt namelijk terug. Bovendien hebben sociale en economische factoren menige parochie ontvolkt. Daarom rust op vele priesters de taak om op zondag meermaals de Eucharistie te vieren in verschillende ver van elkaar gelegen kerken. Die praktijk lijkt echter niet altijd zo gelukkig, noch voor de parochies zonder eigen herder, noch voor de priesters zelf.
Daarom hebben de bisschoppen van sommige particuliere Kerken, waar bovengenoemde omstandigheden zich voordoen, het nodig geoordeeld, wegens het ontbreken van een priester, te zorgen voor andere zondagsvieringen zodat de wekelijkse bijeenkomst van de Christenen zo goed mogelijk gehouden kan worden en de christelijke traditie van de dag des Heren bewaard blijft.
Niet zelden echter komen – vooral in missiegebieden – de gelovigen, bewust van het grote belang van de dag des Heren, uit eigen beweging samen om met de hulp van catechisten en religieuzen het woord van God te beluisteren, te bidden en soms ook om de heilige Communie te ontvangen.
Na dit alles goed overwogen te hebben en rekening houdend met de documenten die door de Apostolische Stoel zijn uitgegeven, Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964), 37 Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1248. par. 2 heeft de Congregatie voor de Eredienst – daarbij ook ingaand op de wensen van bisschoppenconferenties – het gunstig geacht elementen van de leer over de dag des Heren in herinnering te roepen en ook te bepalen onder welke voorwaarden dergelijke vieringen in sommige bisdommen rechtmatig zijn, en bovendien enkele richtlijnen te geven om die vieringen op een goede manier te laten verlopen.
Het komt de bisschoppenconferenties toe – als de situatie dat vraagt – de normen nader te bepalen, deze aan de aard van de verschillende volkeren en aan allerlei omstandigheden aan te passen, en de Apostolische Stoel daarvan op de hoogte te stellen.