Benno Kardinaal Gut - 15 september 1970
De liturgische vernieuwingen die tot nu toe ter uitvoering van de door het Tweede Vaticaans Concilie uitgevaardigde Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) zijn ingevoerd, hebben hoofdzakelijk betrekking op de viering van het eucharistisch geheim. Daarin ligt immers 'heel het geestelijk goed van de kerk vervat, namelijk Christus zelf, ons Paaslam en het levend brood dat het door zijn vlees in de Heilige Geest tot leven gebrachte en tot leven wekkende leven schenkt aan de mensen. Dezen worden aldus uitgenodigd en ertoe gebracht om zichzelf, hun arbeid en al het geschapene samen met Hem op te dragen'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5 De vernieuwing van de liturgische viering van het Misoffer heeft duidelijk gemaakt, dat daarin het middelpunt ligt van heel het leven van de Kerk, waaraan al het andere ondergeschikt is; het doel van de vernieuwing der riten is dan ook het pastoraal handelen, waarvan de liturgie zowel hoogtepunt als bron is, nieuw leven te geven en Christus' paasgeheim te beleven. Vgl. Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Instructie voor de uitvoering van de Constitutie over de heilige Liturgie, Inter Oecumenici (26 sept 1964), 5-6
In de zes jaar waarin het vernieuwingswerk thans geleidelijk aan op gang is gebracht, is de overgang voorbereid van de vroegere liturgie naar die welke, nu het nieuwe Romeins Missaal met de daarbijhorende 'Congregatie voor de Riten
Ordo Missae
Decreet bij de nieuwe Ordo Missae (6 april 1969)' en 'Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemene Inleiding op het Romeins Missaal (26 maart 1970)' zijn verschenen, een meer samenhangend en volledig karakter draagt, zodat men wel mag zeggen, dat er voor het pastoraal-liturgisch handelen een nieuwe, veelbelovende weg openligt. Bovendien bieden de zojuist gepubliceerde 'Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Ordo Lectionum Missae
Ordening voor de lezingen van de Mis - Editio typica altera
(21 januari 1981)' en de talrijke teksten die in het Romeins Missaal zijn ondergebracht gelegenheid te over voor een ruime en afwisselende keus bij de eucharistieviering.
De mogelijkheid tot tekstkeuze en de soepelheid van de rubrieken maken het mogelijk tot een viering te komen die levendig, suggestief en geestelijk heilzaam is, omdat ze aan de plaatselijke omstandigheden en aan de mentaliteit van de gelovigen kan worden aangepast, zonder dat men zijn toevlucht hoeft te nemen tot eigen uitvindsels, die maar al te vaak willekeurig zijn en het peil van de viering omlaag halen.
De geleidelijke overgang naar nieuwe, meer hedendaagse vormen die zowel met de algemene vernieuwingsopzet als met de verscheidenheid aan omstandigheden rekening hebben moeten houden, is door de grote meerderheid van geestelijken en gelovigen goed ontvangen, Vgl. H. Paus Paulus VI, Audiëntie, Cultiveren van de geest en de praktijk van het gebed (20 aug 1969) al is er hier en daar wel enige weerstand of enig ongeduld tot uiting gebracht. Sommigen kunnen omwille van de oude traditie deze hervorming immers maar moeilijk aanvaarden. Anderen, gedwongen door de pastorale nood, hebben de afkondiging van de jongste vernieuwingen daarentegen niet kunnen afwachten en zijn soms tot eigen initiatieven overgegaan: overhaaste, wel eens ondoordachte oplossingen, eigen vondsten en aanvullingen ofwel vereenvoudiging van riten, hetgeen maar al te vaak met de voornaamste liturgische richtlijnen in strijd is; het gelovig bewustzijn is daardoor vaak in verwarring gebracht en de zaak van de vernieuwing wordt er in feite moeilijker door gemaakt.
Een groot aantal bisschoppen, priesters en leken hebben de Apostolische Stoel daarom verzocht tussenbeide te komen, opdat in de liturgie eindelijk die zo lang verwachte, vruchtbare harmonie tot stand moge komen die kenmerkend is voor de Godsontmoeting van het christenvolk.
Zolang de 'Concilium' nog met de liturgievernieuwing bezig was, was dit niet mogelijk; thans echter, nu alles klaar is, kan het gebeuren.
Op de eerste plaats wordt een beroep gedaan op de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke bisschoppen die de Heilige Geest heeft aangesteld om Gods Kerk te besturen; Vgl. Hand. 20, 28 zij zijn immers 'de voornaamste bedienaren van Gods geheimenissen alsook degenen die in de hun toevertrouwde Kerk heel het liturgisch leven regelen, bevorderen en waakzaam begeleiden' 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 15 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 22 Hun komt het toe de juiste tenuitvoerlegging van de vernieuwing te regelen, te leiden, te stimuleren, soms ook te beperken, en in elk geval duidelijk te maken, en tegelijk te zorgen, dat heel het lichaam van de Kerk in dezelfde geest en in liefdevolle eenheid voort kan gaan in bisdom, land en wereld. Deze bisschoppelijke zorg is des te noodzakelijker en dringender, omdat liturgie en geloof zó nauw samenhangen, dat hetgeen ten gunste van de een wordt verricht ook op het andere weerslag heeft. Met medewerking van de liturgische commissies moeten zij zich dus nauwkeurig op de hoogte stellen van de religieuze en sociale situatie van de hun toevertrouwde gelovigen, van hun geestelijke behoeften en van de beste wijze om hen te helpen, met gebruikmaking van alle mogelijkheden die de nieuwe riten bieden. Zo kunnen zij onderscheiden, wat een authentieke vernieuwing bevordert of in de weg staat, en een verstandige handelwijze voorschrijven die aan de behoeften beantwoordt en niettemin het geheel aan nieuwe liturgische richtlijnen onaangetast laat.
Een juist bisschoppelijk inzicht kan een grote steun betekenen voor de ambtsuitoefening van de priesters, welke immers in hiërarchische gemeenschap dient plaats te vinden, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 15 en het kan het hun gemakkelijker maken de gehoorzaamheid op te brengen die voor een zo volmaakt mogelijke liturgische expressie en voor het welzijn van de gelovigen wordt vereist.
Om de bisschoppen de juiste toepassing te vergemakkelijken van de liturgische voorschriften, met name van die welke de 'Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemene Inleiding op het Romeins Missaal (26 maart 1970)' van het Romeins Missaal betreffen, en om weer orde en harmonie te brengen in de eucharistieviering, middelpunt van het leven van de Kerk en 'teken van eenheid, band van liefde' 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 47, heeft het daarom verstandig geleken aan de navolgende richtlijnen en aanwijzingen te herinneren.
De nieuwe richtlijnen hebben de formules, de gebaren en de liturgische handelingen aanzienlijk vereenvoudigd, getrouw aan het beginsel van de Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963): 'De riten moeten van een nobele eenvoud zijn; zij moeten doorzichtig zijn door hun beknoptheid en onnodige herhalingen vermijden; zij moeten aangepast zijn aan het bevattingsvermogen van de gelovigen en in het algemeen niet veel uitleg nodig hebben'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 34 Maar men moet op dit gebied niet verder gaan dan wat is toegestaan; doet men dit toch, dan berooft men de liturgie van haar gewijde tekenen en van haar schoonheid die juist noodzakelijk zijn, wil het heilsmysterie werkelijk in de christengemeente tegenwoordig worden gesteld en onder de sluier van de zichtbare werkelijkheid door een goede catechese juist worden begrepen.
Liturgische vernieuwing heeft dus niets te maken met desacralisering en wil ook geen aanleiding geven tot wat men wel de secularisering van de wereld noemt. De waardigheid, de ernst en het gewijd karakter van de riten moeten dus bewaard blijven.
De doeltreffendheid van de liturgische handelingen ligt niet in een voortdurend zoeken naar vernieuwing van de riten of naar toenemende vereenvoudiging ervan, maar uitsluitend in de bezinning op het woord van God en op het te vieren geheim, waarvan de tegenwoordigheid door de inachtneming van de riten van de Kerk wordt gegarandeerd, niet door die welke een priester op eigen initiatief vaststelt.
Men moet dus voor ogen houden, dat een priester die eigengemaakte riten invoert de waardigheid van de gelovigen geweld aandoet en de weg opent tot individualisme in een viering die rechtstreeks aan de hele Kerk toebehoort.
Het priesterambt is immers een ambt van de gehele Kerk en kan dus alleen worden uitgeoefend in gehoorzaamheid aan en in gemeenschap met de hiërarchie en in dienst van God en van onze broeders. Het hiërarchisch karakter van de liturgie, haar sacramentele werking en het aan de gemeenschap van de gelovigen verschuldigde respect verlangen dus, dat de priester zijn taak van eredienst vervult als 'een getrouw helper en beheerder van Gods geheimen' Vgl. 1 Kor. 4, 1 en geen ritus invoert welke niet door de liturgische boeken is vastgesteld en goedgekeurd.
Onder de gewijde teksten die in de liturgische samenkomst worden voorgelezen, nemen de boeken van de Heilige Schrift een heel bijzondere plaats in: daarin spreekt God immers tot zijn volk en verkondigt Christus, in zijn woord tegenwoordig, het Evangelie. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7.33 Daarom:
Hoewel de tekenwaarde erom vraagt, dat het brood er uitziet als echte spijs die wordt gebroken en onder de broeders wordt verdeeld, moet toch altijd de traditionele vorm gehandhaafd blijven, zoals de 'Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemene Inleiding op het Romeins Missaal (26 maart 1970)' van het Romeins Missaal dat heeft voorgeschreven. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 283 of het nu gaat om kleine hosties voor de Communie der gelovigen of om hosties van groter formaat die dan moeten worden gebroken.
Kleur, smaak en samenstelling bezitten een grotere waarheidswaarde dan de vorm. Omwille van de eerbied die aan het Sacrament is verschuldigd, moet aan de vervaardiging van het eucharistisch brood alle zorg worden besteed, zodat het stijlvol kan worden gebroken en de gelovigen bij de communie geen aanstoot geeft. Brood dat naar ongebakken meel smaakt of dat te snel hardt en daarmee oneetbaar wordt, dient men te vermijden. De breking van het brood en het tot zich nemen van brood en wijn, of dat nu tijdens de communie geschiedt of erna, dienen plaats te vinden met al de eerbied die aan het sacrament verschuldigd is. Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967), 48
Omwille van de tekenwaarde brengt de communie onder beide gedaanten op volkomener wijze de deelneming van de gelovigen tot uitdrukking. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 240 Een dergelijke vorm van communiceren is alleen toegestaan, waar de bepalingen van de 'Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemene Inleiding op het Romeins Missaal (26 maart 1970)' van het Romeins Missaal dat veroorloven Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 242 en voor zover deze op 29 juni 1970 zijn aangevuld door de instructie Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Sacramentali Communione
Instructie over onder beide Gedaante communiceren (29 juni 1970) over de ruimere mogelijkheid tot uitreiking van de heilige Communie onder beide gedaanten, uitgegeven door de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst.
Derhalve:
Volgens de geldende bepalingen is het de vrouw echter toegestaan:
Het volgende dient echter voor ogen te worden gehouden:
Bij de toepassing van de liturgievernieuwing dienen de bisschoppen grote zorg te dragen voor een duurzame en waardige inrichting van de gewijde ruimte, met name van het priesterkoor, volgens de richtlijnen van de 'Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemene Inleiding op het Romeins Missaal (26 maart 1970)' van het Romeins Missaal Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 253-280 en van de instructie Congregatie voor de Riten
Eucharisticum Mysterium
Over de Eredienst van de Eucharistie
(25 mei 1967). Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967), 52-57
De voorlopige oplossingen van deze laatste jaren neigen er intussen toe definitief te worden. Sommige daarvan, die door het Concilium zijn afgekeurd, blijven voortbestaan, ondanks dat ze met het gevoel voor liturgie, met de elegantie en met gemak en waardigheid van de viering zelf in strijd zijn. Vgl. Concilium ter uitvoering van de Constitutie heilige liturgie, Namens het Concilum - De Raad tot uitvoering van de Constitutie voor de hielige Liturgie, Brief aan de voorzitters van de Bisschopconferenties over de inrichting van gewijde ruimten (30 juni 1965)
Met medewerking van de diocesane commissies voor liturgie en gewijde kunst en eventueel van deskundigen en van de burgerlijke overheid moet een nauwkeurig onderzoek worden verricht bij nieuwe bouwprojecten en voorlopige kerkinrichtingen, zodat alle kerkgebouwen een definitieve inrichting krijgen die eventuele oudheden eerbiedigt en tegelijk zoveel mogelijk aan de nieuwe behoeften is aangepast.
Wanneer de bisschoppenconferentie het nodig acht andere formuleringen toe te voegen of wijzigingen aan te brengen, dienen deze aan de Apostolische Stoel ter goedkeuring te worden voorgelegd en door een bijzonder teken van de oorspronkelijke Latijnse tekst te worden onderscheiden.
In dit opzicht is het van belang niet overhaast te werk te gaan, maar de hulp van anderen in te roepen, niet alleen van theologen en liturgisten, maar ook van letterkundigen en linguïsten, zodat de vertalingen een voorbeeld van beproefde schoonheid worden waaraan, in overeenstemming met de innerlijke rijkdom van de tekst, door haar stijl, harmonie, elegantie, zeggingskracht en taalgebruik een lang leven beschoren zal zijn. Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de liturgische commissies van Italië (7 feb 1969)
Bij de uitgave van liturgische boeken in de volkstaal dienen de traditionele richtlijnen te worden gevolgd en de naam van vertalers of auteurs niet te worden vermeld. De liturgische boeken zijn immers voor de christelijke gemeenschap bestemd en worden slechts op voorschrift en gezag van de hiërarchie samengesteld en uitgegeven; geen enkele toestemming van individuele personen is hiertoe vereist, op welke titel ook: dat zou in strijd zijn met de vrijheid van het gezag en de waardigheid van de liturgie.
Wat de Mis betreft, worden echter alle vergunningen tot experimenten, met het oog op de vernieuwing verleend, als nietig beschouwd. Sinds de uitgave van het nieuwe Romeins Missaal zijn richtlijnen en ordening van de eucharistieviering immers te vinden in de 'Congregatie voor de Goddelijke Eredienst
Institutio Generalis Missalis Romani
Algemene Inleiding op het Romeins Missaal (26 maart 1970)' en de 'Congregatie voor de Riten
Ordo Missae
Decreet bij de nieuwe Ordo Missae (6 april 1969)'.
De aanpassingen waarover in de liturgische boeken wordt gesproken, moeten door de bisschoppenconferenties concreet worden vastgesteld en aan de Apostolische Stoel ter bevestiging worden voorgelegd.
Mochten nog groter aanpassingen nodig blijken, in overeenstemming met 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) van de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963), dan dient de bisschoppenconferentie de zaak diepgaand te overwegen en mentaliteit en tradities van het volk alsmede de bijzondere pastorale behoeften af te wegen. Mocht het dan nuttig blijken enige experimenten te ondernemen, dan dienen de grenzen daarvan nauwgezet te worden omschreven: de experimenten zelf dienen in daartoe geschikte gemeenschappen te worden gehouden, door verstandige, speciaal daarvoor aangestelde mannen - maar niet bij grote vieringen, zonder ruchtbaarheid, niet al te vaak en zeker niet langer dan één jaar. Daarna moet de zaak aan de Apostolische Stoel worden voorgelegd. Het is niet geoorloofd de gevraagde aanpassingen in te voeren, zolang het antwoord van de Apostolische Stoel nog niet binnen is. Wanneer men echter de structuur van de riten of de opeenvolging van de delen die in de liturgische boeken zijn vastgelegd, wil veranderen ofwel iets wat aan de traditie vreemd is of nieuwe teksten wil invoeren, dan dient hiervan, vóórdat men enig experiment begint, een volledig uitgewerkt ontwerp aan de Apostolische Stoel te worden voorgelegd.
Deze handelwijze wordt zowel door de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 40 als door het belang van de zaak zelf vereist.
De huidige vernieuwing laat het liturgisch gebed voortkomen uit de levende en overoude traditie. Wanneer het wordt uitgesproken, moet het evenzo de zaak van heel het volk van God blijken, in zijn verschillende rangen en ambten. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 58 Alleen in deze eenheid van alle kerkelijke geledingen ligt de waarborg van de kracht en waarachtigheid ervan.
Op bijzondere wijze moeten daarom de pastores, trouw aan richtlijnen en voorschriften van de Kerk en bewogen door de geest van geloof, hun persoonlijke voorkeur en bijzondere verlangens opzij weten te zetten om bedienaren van de gemeenschappelijke liturgie te zijn en door eigen voorbeeld, door uitdieping en door een verstandige, niet aflatende catechese die lentebloei voor te bereiden die van de liturgievernieuwing wordt verwacht die aan de behoeften van onze tijd beantwoordt en die ver staat van de dreigende willekeur en secularisering.
Deze instructie, in opdracht van de opperherder door de Heilige Congregatie voor de goddelijke eredienst samengesteld, is op 3 september van dit jaar door paus PAULUS VI zelf goedgekeurd en door zijn gezag bevestigd, waarbij hij beval haar in de openbaarheid te brengen, opdat ze op alle punten zou worden geëerbiedigd.
Vanuit de zetel van de Heilige Congregatie voor de goddelijke eredienst, 5 september 1970.
Kard. BENNO GUT,
prefect
A. Bugnini,
secretaris