Paus Pius XII - 11 oktober 1954
Uit deze gronden kunnen wij als volgt redeneren: als Maria bij het bewerken van het geestelijk heil krachtens Gods besluit tot gezellin is gegeven aan Jezus Christus, die het beginsel is van het heil zelf, en wel op gelijke wijze als Eva de gezellin was van Adam, het beginsel van de dood, zodat men kan zeggen, dat het werk van ons heil is voltrokken bij wijze van "recapitulatio", (herhaling van het begin) H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. l. 5, c. 19, 1 (MG 7, 1175) waarbij het menselijk geslacht door een maagd wordt gered, gelijk het door een maagd ten dode werd gedoemd; als men vervolgens eveneens kan zeggen, dat deze glorievolle Meesteres daartoe tot Moeder van Christus is gekozen, "opdat zij deelgenote zou worden in de verlossing van het menselijk geslacht" Paus Pius XI, Breve, Aanwijzing van Kard. Binet tot pauselijke legaat naar viering van de 75e verjaardag van de verschijningen van Maria te Lourdes, Auspicatus Profecto (10 jan 1933), en als inderdaad "zij het was, die vrij van iedere persoonlijke of erfelijke smet en steeds allerinnigst met haar Kind verenigd, als de nieuwe Eva Hem op Golgotha aan de eeuwige Vader in het brandoffer van haar moederlijke rechten en moederlijke liefde heeft opgedragen voor alle kinderen van Adam, die door diens ongelukkige val waren bezoedeld" Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 111, dan mogen wij daaruit ongetwijfeld besluiten, dat gelijk Christus, de nieuwe Adam, Koning moet worden genoemd, niet alleen omdat Hij de Zoon van God is, maar ook omdat Hij onze Verlosser is, zo ook verhoudingsgewijze de allerzaligste Maagd Koningin is, niet alleen omdat zij Moeder van God is, maar ook omdat zij als nieuwe Eva aan de nieuwe Adam als gezellin is gegeven.