
Godfried Kardinaal Danneels, voorzitter Bisschoppenconferentie - 22 november 2003
De bisschoppen van België, samen met de gelovigen van ons land en ongetwijfeld ook met vele anderen die hun geloof niet delen, wensen U heel oprecht te feliciteren ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van uw pontificaat. Wij willen de Heer danken voor dit lange rijke leven dat geheel was toegewijd aan dienst van de Heer, aan zijn Kerk en aan de hele wereld. Glorie zij God en oprechte dank aan U Heilige Vader.
De bisschoppen zijn bijzonder verheugd naar U te komen op bezoek ad visita apostolorum. Bij U te kunnen komen en ondergedompeld te worden in deze universele kerkervaring, is voor ons altijd een uitgelezen en onvergetelijk moment. Die momenten te mogen beleven is voor ons werkelijk een genade evenals het feit dat U ons, zoals Petrus, bevestigt als broeders in het geloof.
Dit bezoek is voor ons ook de gelegenheid om u te laten delen in onze vreugde en pijn als bisschoppen en herders van dat stukje Kerk, dat in België is gelegen. En, om een portret in licht en schaduw te schilderen waardoor u dit clair-obscur, waarin wij dagelijks leven en werken, met ons kunt delen. Er is wel haast geen enkel facet van het kerkelijke leven in ons land waarin dit positieve en negatieve niet onlosmakelijk vervlochten zijn en zo het weefsel van onze pastorale opdracht kleuren.
Zoals gezegd leven wij in een rijk en overvloedig land. De charmes van een cultuur van welbevinden bekoren uiteraard ook de christenen. Deze verleiding dreigt evenwel van elk van ons "een rijke jongeling" te maken, die, omdat hij zoveel bezit, aarzelt om Christus van zeer nabij te volgen en voor altijd. Uiteraard zal het de Heer verdrieten als hij ziet dat zoveel mensen vertrekken, maar niet omdat ze Jezus niet hoogachten; ze houden immers van Hem. Maar ze durven Jezus' leven niet delen in alles en voor altijd. En dat maakt ook hen zelf soms verdrietig. Dagelijks bidden wij om de genade van de Heilige Geest opdat Hij een Pinksteren van het hart zou bewerken, zoals mijn voorganger kardinaal Suenens het vroeger zo vaak verwoordde. Wij weten immers dat de genade zoveel krachtiger is dan alle rijkdom, hoe aantrekkelijk deze laatste ook mag zijn.
Zo heeft bijvoorbeeld de apostolische brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Novo millennio ineunte
Een nieuw millennium
(6 januari 2001) op ons een zeer sterke indruk gemaakt en ons geïnspireerd. Ingaande op uw dringende oproep Duc in altum, hebben de bisschoppen een pastoraal programma uitgewerkt dat gespreid is over drie jaar. De drie dimensies van het Kerk-zijn staan daarbij centraal: de diaconie, de verkondiging en de liturgie.
Het Jaar van de diaconie ligt reeds achter ons. Het werkdocument dat we bij die gelegenheid hebben gemaakt heeft ruime weerklank gevonden in onze kerken en we stonden verwonderd over het indrukwekkende aantal initiatieven op het vlak van diaconie en caritas dat aan de basis zijn genomen, bekommerd om de armen bij ons en voor de mensen in de derde wereld.
We zijn momenteel in het Jaar van de Verkondiging. We hebben dat voorbereid door een document "Gezonden om te verkondigen". De brochure kende een onverhoopt succes en is zeer ruim verspreid, bestudeerd en er wordt intens mee gewerkt.
Het volgende Jaar zal gewijd zijn aan de liturgie.
En we willen dat triennium bekronen met een vierde jaar, dat volledig in het teken van het gebed zal staan en gewijd aan de universele roeping tot heiligheid, wat overigens de kern was van uw Apostolische Brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Novo millennio ineunte
Een nieuw millennium
(6 januari 2001): dat we allen geroepen zijn om heiligen te worden. Ja, dit facet van onze pastorale inspanningen mogen we ongetwijfeld rangschikken langs de zijde van de lichtpartijen.
We mogen zeker ook niet vergeten dat onze Kerk in België kan rekenen op een ontelbaar aantal vrijwilligers. Zij zijn actief op alle vlakken en op alle terreinen, altijd onbaatzuchtig, vaak onzichtbaar. Die grote inzet van zovele vrijwilligers is één van de mooiste parels die eeuwen evangelisatie hebben voortgebracht en die velen ons benijden.
Maar het probleem van de roepingen blijft, het is als een muur die een deel van onze toekomst afsluit. Want juist door het schaarse aantal priesters riskeren we dat het christelijke volk de zin voor het ministeriële priesterschap verliest want ze zijn te weinig zichtbaar geworden. De gebedsdiensten die hier en daar de zondagsmis vervangen zouden er kunnen toe leiden dat er een verlies aan katholieke identiteit optreedt; totaal onwetend en zeker niet gewild. De Katholieke Kerk is niet alleen een Kerk van het Woord. Het teloor gaan van het onderscheid tussen ministerieel - en dooppriesterschap zou fataal zijn. Want dat is geen kwestie van graadverschil, maar van natuur. En elke nivellering zou dodelijk zijn voor de roeping van mannen en vrouwen tot het godgewijde leven. Die bloeding zou kunnen leiden tot bloedarmoede van het hele Lichaam.
Een roepingenpastoraal is dus heel dringend. Naast de bloeiende jeugdbewegingen moeten we daarbij ongetwijfeld ook denken aan het creëren van ontmoetingsplaatsen voor jongeren waar de roep om Christus van zeer nabij na te volgen kan ter sprake komen. De voorbereiding van de Wereldjongerendagen in Keulen kan ons daarbij helpen. Zij bieden de kansen voor een meer directe en assertieve evangelisatie bij de jongeren.
Het is daarbij belangrijk te beseffen dat christen zijn veel meer is dan een bepaald waardesysteem aan te hangen. De hele wereld heeft immers tot op zekere hoogte respect voor de joods-christelijke waarden. Doorheen twee millennia hebben ze immers het Europese geweten gevormd. Maar christen zijn is eerst en vooral zich hechten aan een levende persoon: de Christus. Waarden respecteert men en brengt men in praktijk. Christus heeft men lief en volgt men.