
8 oktober 1988
In de „laatste tijd”, ingeluid met Pinksteren, treedt de verrezen Christus, de Alfa en de Omega, binnen in de geschiedenis van de volkeren ; sindsdien zijn de zegels van de zin der geschiedenis en dus van de cultuur verbroken Vgl. Openb. 5, 1-5 en de heilige Geest openbaart die zin door hem te verwerkelijken en hem te verbreiden onder allen. Van deze Openbaring en van deze Communio is de Kerk het sacrament. Omdat zij de cultuur in de lijn van de „komende wereld” plaatst, geeft de Kerk een nieuw middelpunt aan elke cultuur waarin Christus opgenomen wordt en herstelt zij de Communio die door de „vorst van de wereld” verstoord is. De cultuur bevindt zich zo in een eschatologische situatie: zij ziet uit naar haar voltooiing in Christus, maar zij kan niet anders gered worden dan door te kiezen voor de afzwering van het kwaad.
Elke plaatselijke of particuliere Kerk is geroepen om in de heilige Geest het sacrament te zijn dat de gekruisigde en verrezen Christus in het „vlees” van een bepaalde cultuur tegenwoordig stelt:
De apostolische geschriften en de patristische getuigenissen beperken hun gezichtsveld op de cultuur niet tot dienstbaarheid aan de evangelisatie, maar zij nemen haar op in het geheel van het Mysterie van Christus. Volgens hen is de schepping een weerschijn van de Heerlijkheid van God en de mens is daarin de levende icoon : juist in Christus is de gelijkenis met God geschonken. De cultuur is de plaats waar de mens en de wereld geroepen zijn om zichzelf terug te vinden in de Heerlijkheid van God. De ontmoeting mislukt of wordt verduisterd in de mate dat de mens zondaar is. Binnen in de schepping in gevangenschap leeft de vrucht van de „nieuwheid van alles” Vgl. Openb. 21, 5 : de Kerk „lijdt barensweeën”. Vgl. Rom. 8, 18-25 In en door haar kunnen de schepselen van deze wereld hun verlossing en omvorming beleven.