
8 oktober 1988
Om de cultuur te beschrijven of te definiëren benadrukken antropologen graag het onderscheid tussen natuur en cultuur, een onderscheid dat soms tot een tegenstelling geworden is. De betekenis van dit woord natuur wisselt overigens overeenkomstig de verschillende opvattingen in menswetenschappen, filosofie en theologie. Het leergezag hanteert deze term in een nauwkeurig omschreven zin : de natuur van een wezen is datgene wat het als zodanig constitueert met insluiting van de dynamiek van zijn gericht-zijn op eigen doeleinden. Aan God ontlenen de natuurlijke wezens wat ze zelf en wat hun eigen doelen zijn. Daarom zijn ze rijk aan betekenis voor zover de mens als beeld van God in staat is om de „scheppende intentie van God” H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 13 af te lezen.