
8 oktober 1988
Men dient de cultuur in de lijn van de vereisten van de menselijke natuur te verstaan als vervulling van haar doeleinden, zoals ook met name de constitutie Gaudium et spes leert : „Het behoort tot de eigen aard van de menselijke persoon om alleen door cultuur, d.w.z. door de ontwikkeling van het goede dat zijn natuur hem meegaf en van de waarden, de menselijkheid tot een waarachtige en volkomen voltooiing te brengen... Met het woord cultuur wordt in het algemeen alles aangegeven waardoor de mens zijn veelzijdige gaven van geest en lichaam vervolmaakt en ontwikkelt”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 53 Er zijn dan ook verschillende terreinen waarop men cultuur aantreft : door kennis en arbeid spant de mens zich in het heelal aan zich te onderwerpen; hij maakt het maatschappelijk leven menswaardiger door de vooruitgang van zeden en instituties ; door zijn werkzaamheden geeft hij uitdrukking aan, verbreidt en bewaart hij tenslotte in de loop van de tijd de grote geestelijke ervaringen en de meer belangrijke doelstellingen voor de mens, opdat deze dienstbaar kunnen zijn aan de vooruitgang van velen en zelfs van de hele mensheid.