• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

De universele betekenis van Christus is in de traditie van de Kerk, al sinds de vroegste tijden, op diverse manieren tot uitdrukking gebracht. We selecteren enige thema’s die weerklank gevonden hebben in recente documenten van het leergezag, vooral tijdens het Tweede Vaticaans Concilie.

De theologie van de zaden van het Woord begint bij de heilige Justinus. Ten overstaan van het polytheïsme van de Griekse wereld ziet Justinus in de filosofie, omdat die de rede gevolgd is, een bondgenoot van het Christendom; welnu, deze rede bevindt zich in zijn totaliteit slechts in Jezus Christus, de Logos in eigen persoon. Alleen Christenen kennen Hem in zijn geheel. Vgl. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. I 5,4; II 6,7; 7, 2-3 (BAC 116, 186vv.; 268;269) Maar aan deze Logos heeft het hele menselijke geslacht deel. Daarom zijn er altijd al mensen geweest die in overeenstemming met de Logos geleefd hebben, en in deze zin zijn er “Christenen” geweest, al hebben die alleen kennis van een deel van de Logos van het zaad gehad. Vgl. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. I 46,2-4; II 7,1-3 Er is een groot verschil tussen het zaad van iets en het ding zelf. Maar in ieder geval is de gedeeltelijke aanwezigheid van de Logos als zaad een gave en een goddelijke genade. De Logos is de zaaier van deze “zaden van waarheid”. Vgl. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. I 44,10; II 10,2; 13,2-6

Volgens Clemens van Alexandrië is de mens rationeel als hij deelheeft aan de ware rede dieh et universum regeert, de Logos. Hij heeft een volledige toegang tot deze rede als hij zich bekeert en Jezus, de mens geworden Logos, Vgl. H. Clemens van Alexandrië, Protreptikos. I 6,4; X 98,4 (SC 2bis 60; 166) Vgl. H. Clemens van Alexandrië, De pedagoog, Paedagogos. I 96,1 (SC 70, 280) volgt. Bij de menswording is de wereld gevuld met de zaden van het heil. Vgl. H. Clemens van Alexandrië, Protreptikos. X 110,1-3 (SC 2bis 178 Maar er bestaat ook een goddelijk zaaien vanaf het begin van de tijden, dat ervoor heeft gezorgd dat diverse delen van de waarheid zich onder de Grieken en barbaren bevinden, in het bijzonder bij de filosofie in zijn geheel beschouwd, Vgl. H. Clemens van Alexandrië, Stromateis. I 37,1-7 (SC 30, 73-74) al is er bij de waarheid het nodige kaf aanwezig. Vgl. H. Clemens van Alexandrië, Stromateis. VI 67,2 (GCS 15, 465) De wijsbegeerte heeft bij de Grieken een functie gehad vergelijkbaar met de wet bij de Hebreeën; het was een voorbereiding op de volheid van Christus. Vgl. H. Clemens van Alexandrië, Stromateis. I 28,1-3; 32,4 (SC 30, 65;69); VI 153-154 (GCS 15, 510vv) Maar er is een duidelijk verschil tussen Gods handelen bij deze filosofen en in het Oude Testament. Anderzijds kan men alleen in Jezus, het licht dat iedere mens verlicht, de volmaakte Logos, de hele waarheid beschouwen. De fragmenten van de waarheid zijn een deel van het geheel. Vgl. H. Clemens van Alexandrië, Stromateis. I 56-57 (SC 30, 89-92)

Justinus en Clemens wijzen er beiden op dat deze door de Grieken gekende fragmenten van de volledige waarheid, op zijn minst gedeeltelijk, afkomstig zijn van Mozes en de profeten. Dezen zijn ouder dan de filosofen. Vgl. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. I 44,8-9; 59-60 Van hen hebben de Grieken, die niet dankbaar waren voor wat ze ontvingen, Vgl. H. Clemens van Alexandrië, Protreptikos. VI 70 (SC 2bis, 135) Vgl. H. Clemens van Alexandrië, Stromateis. I 59-60; 87,2 (SC 30, 93vv; I 13); II 1,1 (SC 38, 32vv) volgens de plannen van de Voorzienigheid, ‘gestolen’. Deze kennis van de waarheid staat dus in relatie met de historische openbaring die bij de menswording van Jezus zijn volheid zal bereiken.

Ireneüs maakt niet direct gebruik van het idee van de zaden van het Woord. Maar hij onderstreept met nadruk dat op alle ogenblikken van de geschiedenis de Logos de mensen nabij is geweest, het vergezeld heeft, met het vooruitzicht op de menswording Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III 16,6; 18,1 (SC 211, 312;342) IV 6,7; 20,4; 28,2 (SC 100, 454;634vv.; 758); V 16,1 (SC 153, 214) Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Demonstratio Apostolica Praedicationis. 12 (SC 406, 100); hierbij heeft Jezus, hen naar zich toe trekkend, heel de nieuwheid gebracht. Het heil is dus verbonden met het verschijnen van Jezus, al was dat reeds aangekondigd en was er op bepaalde manier op de effecten ervan al vooruitgelopen. Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. IV 34, 1 (SC 100, 846vv.

De Zoon van God is één geworden met iedere mens. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 6 Het idee wordt diverse malen bij de Vaders herhaald, die geïnspireerd zijn door enige passages uit het Nieuwe Testament. Tot deze interpretatie heeft de parabel van het verloren schaap aanleiding gegeven Vgl. Mt. 18, 12-24 Vgl. Lc. 15, 1-7 : dit idee wordt geïdentificeerd met het verdwaalde mensengeslacht, dat Jezus is komen zoeken. Met het aannemen van de menselijk natuur heeft de Zoon de hele mensheid op zijn schouders genomen om die aan de Vader aan te bieden. Gregorius van Nyssa drukt zich zo uit: “Dit schaap zijn wij, mensen... de Heiland neemt het hele schaap op zijn rug, want ... aangezien het volledig verloren was gegaan, is het integraal teruggevoerd. De herder draagt het op zijn schouders, dat wil zeggen, op zijn goddelijkheid... Nadat hij dit schaap op zich heeft genomen, maakt hij het één met zichzelf.” Vgl. H. Gregorius van Nyssa, Antirethicus, Adv. Apollin.. XVI (PG 45, 1153 Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III 19,3 (SC 211, 380); V 12,3 (SC 153, 150) Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Demonstratio Apostolica Praedicationis. 33 (SC 406, 130) Vgl. H. Hilarius van Poitiers, Commentaar op het Evangelie van Matteüs, Commentarius in Evangelium Matthei. 18, 6 (SC 258, 80vv.) Ook “het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond” (Joh. 1, 14) is dikwijls geïnterpreteerd in de zin van ‘in ons’ wonen, dat wil zeggen in het innerlijk van iedere mens; van het in ons zijn van Hem gaat men makkelijk over naar ons zijn in Hem. Vgl. H. Hilarius van Poitiers, Over de Drie-eenheid, De Trinitate. II 24-25 (CCL 62, 60vv.) Vgl. H. Athanasius van Alexandrië, Redevoeringen tegen de Arianen, Orationes contra Arianos. III 25.33.34 (PG 26, 376; 393-397) Vgl. H. Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op het Evangelie volgens Johannes, Commentarium in Joannis Evangelium. 19; V 2 (PG 73, 161; 753) Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. V prol. (SC 153, 14): Hier zou men ook het idee van de 'ruil' kunnen introduceren Ons allemaal in zich omvattend kan Hij allen met God de Vader verzoenen. Vgl. H. Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op het Evangelie volgens Johannes, Commentarium in Joannis Evangelium. I 9 (PG 73, 164) In zijn verheerlijkte mensheid kunnen wij allen verrijzenis en rust vinden. Vgl. H. Hilarius van Poitiers, Tractaten over de Psalmen, Tractatus super Psalmos. 13,14; 14,5.17; 51,3 (CSEL 22, 81; 87vv.; 96; 98)

De Vaders vergeten niet dat deze eenwording met de mensen in het lichaam van Christus vooral plaatsvindt bij het Doopsel en de Eucharistie. Maar de eenwording van allen in Christus, doordat Hij onze natuur heeft aangenomen, vormt een objectieve vooronderstelling van waaruit de gelovig groeit in zijn persoonlijke eenwording met Jezus. De universele betekenis van Christus is bij de eerste Christenen vooral te zien aan het feit dat Hij de mens bevrijdt van de vorsten van deze wereld die hem in het particuliere en nationale opsluiten. Vgl. Origenes van Alexandrië, Preken over Lucas, In Lucam Homilia. 35 ((GCS Origenes werke 9, 200vv.) Vgl. Origenes van Alexandrië, Over de Grondbeginselen, De Principiis. IV 11-12 (Origenes Werke 5, 339vv.) Vgl. H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. V 13.19 (CCL 47, 146-148; 154-156)

De christologische dimensie van het beeld. Volgnes het Tweede Vaticaans Concilie is Jezus de “volmaakte mens” en door Hem na te volgen wordt de mens méér mens. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 41 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22.38.45 Het wijst er bovendien op dat slechts “in mysterio Verbi incarnati mysterium hominis vere clarscit”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22 Als een van de onderbouwingen van deze uitspraak wordt gewezen op een passage van Tertullianus volgens welke God bij het vormen van Adam uit de klei van de aarde, al dacht aan Christus die mens moest gaan worden. Vgl. Tertullianus, De Resurrectione Carnis. 6 (CCL 2, 928): Quodcumque limus exprimebatur, Christus cogitabtur, homo futurus"; bijna onmiddellijk wordt eraan toegevoegd: "Id utique quod finxit, ad imaginem Dei fecit illum, scilicet Christi.. ita limus ille, iam tunc imaginem induens Christi futuri in carne, non tantum Dei opus erat, sed et pignus" Vgl. Tertullianus, Tegen Praxeas, Adversus Praxean. XII 4 (CCL 2, 1173) Reeds Ireneüs had erop gewezen dat het Woord, dat alles tot stand brengt, in Adam het voorafbeelding had gevormd van de toekomstige economie van de mensheid waarmee hij zichzelf zou bekleden. Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III 22, 3 (SC 211, 438) Hoewel de patristische interpretaties van het beeld heel gevarieerd zijn, mag men deze stroming niet minachten; zij ziet in de Zoon die mens gaat worden (en gaat sterven en verrijzen) het model waarnaar God de eerste mens gemaakt heeft. Als het de bestemming van de mens is het beeld van de hemelse mens te dragen Vgl. 1 Kor. 15, 49 , lijkt het niet verkeerd te denken dat er bij iedere mens een zekere innerlijk gesteldheid moet zijn gericht op dit doel.

Document

Naam: HET CHRISTENDOM EN DE GODSDIENSTEN
Soort: Internationale Theologische Commissie
Datum: 30 september 1997
Copyrights: © 1997, Secretariaat RKK, Utrecht
In opdracht van p. Georges Cottier o.p., secr.-gen. van de ITC, vertaald door prof. dr. J. Ambaum m.m.v. mw. drs. M.-L. Meulemans
Bewerkt: 19 november 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test