
H. Paus Paulus VI - 8 december 1967
U zult wel hebben bemerkt, eerbiedwaardige broeders en dierbare kinderen, hoe vaak ons woord overwegingen en aansporingen herhaalt rond het thema vrede; wij doen dit niet om toe te geven aan een gemakkelijke gewoonte of om een argument van zuivere actualiteit te gebruiken: wij doen dit, omdat wij denken, dat het wordt geest door onze plicht als universele herder; wij doen het, omdat wij de vrede in ernstige mate bedreigd zien en in het vooruitzicht van vreselijke gebeurtenissen. die catastrofaal kunnen zijn voor hele volkeren en misschien zelfs voor een groot gedeelte van de mensheid; wij doen het, omdat in de laatste jaren van de geschiedenis van onze eeuw zeer duidelijk naar voren is gekomen, dat de vrede de enige en ware weg is tot menselijke vooruitgang (niet de spanningen van eerzuchtige nationalismen, niet de gewelddadige veroveringen, niet de onderdrukkingen die een onjuiste burgerlijke orde meebrengen); wij doen het, omdat de vrede in de aard ligt van de christelijke godsdienst, omdat voor een christen de vrede uitroepen hetzelfde is als Christus verkondigen; 'Hij is onze Vrede' (Ef. 2, 14); Hij bracht een 'Evangelie van vrede' (Ef. 6, 15); door zijn offer op het kruis heeft Hij de algemene verzoening volbracht en wij, zijn volgelingen, zijn geroepen om 'vrede te brengen' (Mt. 5, 9); en alleen uit het Evangelie kan tenslotte werkelijk de vrede ontspringen, niet om de mensen slap en week te maken, maar om in hun ziel de drijfkrachten van geweld en overheersing te vervangen door de mannelijke deugden van geest en hart van een echt humanisme; wij doen het tenslotte, omdat wij willen, dat God en de geschiedenis ons nooit zullen verwijten, dat we hebben gezwegen ten overstaan van het gevaar van een nieuwe wereldbrand, want deze zou, zoals iedereen weet, de onvoorziene vormen kunnen aannemen van een apocalyptische verschrikking.
We moeten steeds spreken over de vrede. We moeten de wereld opvoeden om de vrede te beminnen, op te bouwen, te verdedigen; en zowel tegen de weer oplevende uitgangspunten voor oorlog (nationalistische wedijver, bewapening, revolutionaire provocaties, rassenhaat, wraakzucht enz.), als tegen de hinderlagen van een tactisch pacifisme dat de tegenstander die men wil verslaan, verdooft of in de geesten het gevoel voor recht, plicht en offer ontwapent, moeten we in de mensen van onze tijd en van de komende geslachten genegenheid en liefde opwekken voor de vrede die steunt op waarheid, rechtvaardigheid, vrijheid en liefde Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 37.149.