
Johannes Kard. Villot - 1 november 1973
Om te zorgen dat het onderscheid tussen de Eucharistievieringen met kinderen en de Eucharistievieringen met volwassenen niet te groot wordt zie nr 21, mogen enige riten en teksten nooit voor de kinderen worden aangepast, o.a. "de acclamaties en de antwoorden op de begroetingen van de priester" Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 15, het gebed des Heren en de trinitarische formule aan het einde van de zegen waarmee de priester de Eucharistieviering besluit. Ook wordt aangeraden - behoudens het gebruik van de geloofsbelijdenis der apostelen waarover in nr. 49 - de kinderen geleidelijk gewend te maken aan de geloofsbelijdenis van 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381).
Alles worde in het werk gesteld opdat de kinderen die in de juiste gesteldheid zijn en die tot de Eucharistie zijn toegelaten, rustig en ingetogen tot de heilige tafel naderen, zodat ze volledig deel krijgen aan het mysterie van de Eucharistie. Waar dat mogelijk is, zinge men tijdens de Communieprocessie een lied dat op de kinderen is afgestemd. Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de muziek in de Heilige Liturgie, Musicam Sacram (5 mrt 1967), 32
Het afsluitend woord vóór de zegen aan het einde Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 11 is bij Eucharistievieringen met kinderen van groot gewicht, omdat deze, voor men ze laat heengaan, behoefte hebben aan een zekere herhaling en toepassing van hetgeen ze hebben gehoord; deze vermaning moet echter zeer kort worden geformuleerd. Vooral hier moet de band tussen liturgie en leven zo goed mogelijk tot uiting komen.
Minstens nu en dan kan de priester, in verband met de liturgische tijd en met de verschillende momenten in het leven der kinderen, gebruik maken van een rijkere zegen-formule, waarbij echter steeds de trinitarische formule en het kruisteken aan het einde behouden moeten blijven. zie nr. 39