H. Paus Johannes Paulus II - 25 januari 1988
EUNTES IN MUNDUM Naar aanleiding van de duizendste verjaardag van de doop van de Rus Kiev |
|||
► | Naar volledige gemeenschap |
Het doopsel van Roes’ voltrok zich, zoals ik reeds opgemerkt heb, in een tijd waarin de twee vormen van het christendom, de oosterse die verbonden was met Byzantium, en de westerse die verbonden was met Rome, zich reeds ontwikkeld hadden, terwijl de Kerk één en ongedeeld bleef. Als wij, die de duizendste verjaardag vieren van het Doopsel dat de oosterse Slavische volken te Kiev ontvingen, dit overwegen, wordt ons verlangen naar de volledige gemeenschap in Christus met deze zusterkerken nog versterkt en worden wij aangespoord nieuwe pogingen te ondernemen en nieuwe stappen te zetten om haar te bevorderen. Deze verjaardag is niet alleen een historische gedachtenis en een gelegenheid om wetenschappelijke studies op te zetten en balansen op te maken, maar ook en vooral een aansporing om onze pastorale en oecumenische gevoelens van het verleden op de toekomst te richten, ons verlangen naar eenheid te versterken en ons gebed te intensiveren.
Beide kerken immers, de katholieke en de orthodoxe, die, ondanks de uit eeuwenlange misverstanden voortgekomen moeilijkheden, meer dan ooit besloten zijn om de gemeenschap rond de eucharistische tafel terug te vinden, kijken bij deze duizendste verjaardag met bijzondere aandacht en hoop naar alle geestelijke zonen en dochters van de heilige Wladimir.
De geleidelijke terugkeer van de harmonie tussen Rome en Constantinopel, evenals tussen de kerken die in volledige gemeenschap met deze centra leven – hier denkt men als vanzelf aan de veelvuldige wederzijdse contacten die zo rijk aan beloften zijn door de intensiteit van de uitwisseling van elkaars geestelijke gaven, gevoed door zulke verschillende en vruchtbare tradities - moet wel, in het bijzonder nu, invloed hebben op de orthodoxe en de katholieke erfgenamen van het doopsel van Kiev. En wellicht zal de herdenking van deze gebeurtenis, welke aan het begin staat van het nieuwe leven in de Heilige Geest, met de hulp van God bijdragen tot de verhaasting van het uur van hun volledige verzoening, van het uur van de ‘vredeskus’, uitgewisseld als vrucht van een rijpe beslissing, in vrijheid en goede wil geboren uit de oorspronkelijke geest die de ongedeelde kerk, getekend door het christelijke genie van Cyrillus en Methodius, bezielde. Welk een voordeel zou het voor heel het volk Gods zijn, als de orthodoxe en de katholieke erfgenamen van het doopsel van Kiev, bewogen door het hernieuwde bewustzijn van de oorspronkelijke gemeenschap, de uitdaging daarvan wisten aan te nemen, de oecumenische boodschap die eruit voortvloeit zouden voorhouden aan de Christenen van onze tijd en hen zouden weten op te wekken om hun gang naar het einddoel van de volledige eenheid, door Christus gewild, te verhaasten! Dit zou bovendien een weldadige invloed uitoefenen op het proces van ontspanning op het burgerlijk vlak, dat zoveel hoop opwekt bij allen die werken voor een vreedzame samenleving.
En ook nadat de volledige gemeenschap was verbroken, bewaarden de beide kerken de schat van het apostolisch geloof fundamenteel ongeschonden. De universaliteit en de pluriformiteit hielden, ondanks de bestaande spanningen, niet op met het uitwisselen van onschatbare gaven.
Zich van deze werkelijkheid bewust, heeft het Tweede Vaticaans Concilie op het gebied van de oecumenische beweging een nieuwe fase geopend, die veelbelovende vruchten begint af te werpen. Het decreet van het concilie over de oecumenische beweging, waaruit reeds verschillende malen is geciteerd, is de uitdrukking van de achting en de liefde welke de katholieke kerk koestert voor de rijke erfenis van het christelijk Oosten, en stelt de oorspronkelijkheid, de verscheidenheid en tevens de rechtmatigheid ervan in het licht. Het zegt onder andere: ‘Reeds vanaf de vroegste tijden hebben de kerken van het oosten bovendien hun eigen kerkelijke discipline onderhouden, die door de heilige vaders en kerkvergaderingen, waaronder ook oecumenische, bekrachtigd zijn. Omdat echter een zekere verscheidenheid van gewoonte, zoals hierboven vermeld, allerminst de eenheid van de Kerk in de weg staat, maar haar aanzien juist vergroot en niet weinig bijdraagt tot de vervulling van haar zending, verklaart de heilige kerkvergadering, om iedere twijfel weg te nemen, plechtig, dat de kerken van het oosten, met inachtneming van de noodzakelijke eenheid van de gehele Kerk, de bevoegdheid hebben zichzelf te besturen volgens hun eigen kerkelijke discipline, die trouwens beter past bij de aard van hun gelovigen en meer geschikt is om hun heil te behartigen’. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 16
Uit het decreet blijkt duidelijk, dat de disciplinaire autonomie die de oosterse kerken genieten, niet het gevolg is van door de Kerk van Rome verleende privileges, maar voortvloeit uit de wet welke deze kerken vanaf de apostolische tijden bezitten.
Door de mens is de zonde in de wereld gekomen, maar ‘Gods genade, zijn gift bestaande in de genade van de éne mens Jezus Christus, is nog veel overvloediger over allen neergedaald’ (Rom. 5, 15). De volharding in de leer van de apostelen, in het gemeenschappelijk leven, in het breken van het brood en in het gebed Vgl. Hand. 2, 42 is een gave van God, want zij is een nieuwe bestaanswijze van de mens, een volledig ‘samen-zijn’ in de allerheiligste Drie-eenheid. De eerste bron van deze gemeenschap is de doopgenade: door het Doopsel treden wij binnen in de eenheid van de Kerk, die over heel de wereld verspreid is, in de eenheid die Christus gewild en gegrondvest heeft en die gedurende de eerste tien eeuwen, ondanks verschillen en moeilijkheden, substantieel bewaard is gebleven; wij treden binnen in die eenheid waarvan het doopsel van Roes’ ons thans spreekt. Mogen alle christenen terugkeren naar die eenheid en een gemeenschap van mensen worden die volledig met Christus verenigd, hun rijkdom aanbieden aan alle leden van de gehele mensheid. Dat vragen wij de Heilige Geest, de schenker van talloze gaven, dank zij welke de afzonderlijke personen en de mensengemeenschappen in gemeenschap met Christus treden. In Hem bereikt het leven van de kerk in de Heilige Geest onvermoede diepten en dimensies. De ervaring en de beleving van de aanwezigheid van de Paracleet en van zijn gaven zijn een bijzonder kenmerk van de oosterse traditie, waarvan de diepe pneumatologie een kostbare rijkdom vormt voor heel de kerk.
In dit licht zien wij de ontwikkeling van de veelvormige, verschillende en vruchtbare contacten, waarin, in deze tijd na het Concilie, onze gezamenlijke inzet voor een werkzame gehoorzaamheid aan de wil van God, welke zijn Geest ons doet kennen, tot uitdrukking komt.
De rijke ervaring van de volledige gemeenschap beleefd in het eerste millennium, maar door beide partijen gedurende vele eeuwen vergeten, moge voor ons en voor onze oecumenische inspanningen een licht, een aanmoediging en een blijvend referentiepunt zijn.
Voortschrijdend op de weg van de oecumenische beweging vestigt de katholieke kerk haar blik op de zending van de heilige Broeders van Thessalonika, zoals ik gezegd heb in de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Slavorum Apostoli
Ter herinnering aan het Evangelisatiewerk van de HH. Cyrillus en Methodius 1100 jaar geleden
(2 juni 1985).
Veelbetekenend in hun zending is een bijzonder ‘oecumenisch profetisme’, hoewel beiden gewerkt hebben in de periode waarin de christenheid, nog ongedeeld was. Hun zending begon in het Oosten, maar het verloop ervan plaatste hun band van eenheid met Rome, met de Stoel van Petrus, in het licht. Hun apostolische intuïtie van de koinonia in de kerk wordt thans steeds beter begrepen, in dit tijdperk van een groeiend verlangen naar de eenheid van alle christenen en van de oecumenische dialoog. Zij voorvoelden, dat de nieuwe kerken, tegenover de toenemende verschillende volken en van hun onderscheiden cultuurgebieden, maar moesten tevens de wezenlijke eenheid met elkaar behouden, overeenkomstig de wil van de goddelijke Stichter. Daarom werd de Kerk, geboren uit de zending van de heilige Cyrillus en Methodius, als het ware gemerkt met het speciale zegel van de oecumenische roeping, die de twee heilige Broeders zo intens beleefd hebben. In diezelfde geest ontstond ook, zoals ik reeds eerder gezegd heb, de kerk van Kiev. Bijna aan het begin van mijn pontificaat, in het jaar 1980, heb ik de vreugde gehad H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Egregiae Virtutis
Over de HH. Cyrillus en Methodius (31 december 1980) tot patroonheilige van Europa, naast de heilige Benedictus.
Europa is christelijk in zijn wortels zelf. De twee vormen van de grote traditie van de kerk, de westelijke en de oostelijke, de twee vormen van cultuur vullen elkaar aan als de twee ’longen’ van een enkel organisme. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Moeder van de Verlosser, Redemptoris Mater (25 mrt 1987) Dat is de duidelijke taal van het verleden; dat is de erfenis van de volken die in ons werelddeel leven. Men zou kunnen zeggen dat de twee stromingen, de oosterse en de westerse, gelijktijdig de eerste grote vormen van de ’inculturatie’ van het geloof zijn geworden, waarin de enige en ongedeelde volheid die Christus toevertrouwd heeft aan de kerk, haar historische uitdrukking gevonden heeft.
In de diverse culturen van de Europese naties, zowel in het Oosten als in het Westen, in de muziek, in de letterkunde, in de belenende kunsten en in de architectuur, evenals in de wijze van denken, stroomt een gemeenschappelijk sap dat uit een enkele bron is geput.