TIJDENS DE ONTMOETING MET DE POOLSE GEESTELIJKHEID
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Toespraak)
Paus Benedictus XVI -
25 mei 2006
TIJDENS DE ONTMOETING MET DE POOLSE GEESTELIJKHEID
“In de eerste plaats breng ik door Jezus Christus dank aan mijn God voor u allen ... Want ik verlang er vurig naar u te leren kennen, in de hoop u enige geestelijke gave te kunnen meedelen tot bevestiging van uw geloof, of eigenlijk, om bij u en met u de vertroosting te smaken van ons gemeenschappelijk geloof, het uwe zowel als het mijne” (Rom. 1, 8-12).
Met deze woorden van de apostel Paulus wend ik mij tot u, dierbare priesters, want ze geven mijn gevoelens en gedachten, mijn wensen en gebeden van vandaag volledig weer. Ik begroet in het bijzonder de aartsbisschop van Warschau en primaat van Polen, kardinaal Jozef Glemp, en feliciteer hem van harte met het vijftigjarig jubileum van zijn priesterwijding, dat precies op deze dag valt. Ik ben naar Polen gekomen, naar het geliefde vaderland van mijn grote voorganger Johannes Paulus II, om – zoals hij placht te doen – te putten uit het geloofsklimaat waarin u leeft en “u enige geestelijke gave te kunnen meedelen tot bevestiging van uw geloof”. Ik heb het vaste vertrouwen dat wij gedurende deze dagen door mijn pelgrimage “de vertroosting zullen smaken van ons gemeenschappelijk geloof, het uwe zowel als het mijne”.
Ik ontmoet u vandaag in de metropolitane kathedraal van Warschau, die met iedere steen herinnert aan de smartelijke geschiedenis van uw hoofdstad en uw land. Wat voor beproevingen hebt u nog niet zo lang geleden moeten doorstaan! Wij herinneren ons de heldhaftige geloofsgetuigen die hun leven offerden voor God en de mensen, de gecanoniseerde heiligen en de eenvoudige mensen die volhardden in rechtschapenheid, oprechtheid en goedheid, zonder zich ooit te laten ontmoedigen. In deze kathedraal denk ik in het bijzonder aan de Dienaar Gods kardinaal Stefan Wyszynski, die door u de “primaat van het millennium” wordt genoemd en die, in overgave aan Christus en Zijn Moeder, de Kerk ook temidden van langdurige en smartelijke beproevingen trouw wist te dienen. Wij herinneren ons vol erkentelijkheid en dankbaarheid diegenen die zich niet lieten overweldigen door de machten van de duisternis en wij leren van hen de moed consequent en volhardend trouw te zijn aan het evangelie van Christus.
Vandaag ontmoet ik u, de priesters die door Christus geroepen zijn Hem in het nieuwe millennium te dienen. U bent uit het volk uitgekozen en ingezet voor de dingen die God betreffen, om gaven en offers op te dragen voor de zonden. Gelooft in de macht van uw priesterschap! Middels het Sacrament van de wijding hebt u alles ontvangen wat u bent. Als u het woord “ik” of “mijn” uitspreekt (“Ik ontsla u van uw zonden ... Dit is mijn Lichaam ...”) doet u dat niet in naam van uzelf maar in naam van Christus, ‘
in persona Christi’, die zich wil bedienen van uw lippen en uw handen, van uw offerbereidheid en van uw gaven en talenten. Op het moment van uw wijding, door het liturgische teken van de handoplegging, heeft Christus u onder Zijn speciale bescherming genomen: u bent geborgen onder Zijn handen en in Zijn hart. Dompelt u onder in Zijn liefde en schenkt Hem uw liefde! Toen uw handen gezalfd werden met chrisma, het teken van de heilige Geest, werden ze bestemd de Heer te dienen als Zijn handen in de wereld van vandaag. Ze kunnen niet langer de zelfzucht dienen, doch moeten in de wereld getuigenis van Zijn liefde afleggen.
De grootheid van het priesterschap van Christus kan angst inboezemen. Men kan in de bekoring komen met Petrus uit te roepen: “Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens” (Lc 5,8), omdat wij het moeilijk vinden te geloven dat Christus uitgerekend ons geroepen heeft. Had Hij niet een ander kunnen roepen, die geschikter, heiliger was? Maar Jezus heeft nu juist ieder van ons liefdevol aangezien en wij moeten op Zijn blik vertrouwen. Wij moeten ons niet laten aanzetten tot haast, alsof de tijd die in stil gebed aan Christus wordt gewijd, verloren tijd zou zijn. Juist daar groeien de prachtigste vruchten van het pastorale dienstwerk. Men mag zich niet laten ontmoedigen door het feit dat het gebed inspanning kost, en evenmin door de indruk dat Jezus zwijgt. Hij zwijgt, maar Hij handelt. In dit verband wil ik graag herinneren aan de
vorig jaar in Keulen opgedane ervaring. Ik was toen getuige van een diep, onvergetelijk zwijgen van een miljoen jonge mensen op het moment van de aanbidding van het Allerheiligst Sacrament! Die biddende stilte verenigde ons en gaf ons veel troost. In een wereld waarin zoveel lawaai en zoveel verwarring is, is de stille aanbidding van de in de Hostie verborgen Jezus noodzakelijk. Legt u toe op aanbidding en leert de gelovigen deze vorm van gebed. Met name zwaar beproefde mensen zullen daar troost en verlichting in vinden.
De gelovigen verwachten van de priesters maar één ding: dat ze erin gespecialiseerd zijn de ontmoeting van de mens met God te bevorderen. Van de priester wordt niet gevraagd dat hij expert is op het gebied van de wetenschap, van het bouwwezen of van de politiek. Men verwacht van hem dat hij expert is wat betreft het geestelijk leven. Hiertoe moet een jonge priester, als hij zijn eerste schreden zet, zich tot een ervaren leermeester kunnen wenden, die hem helpt om niet te verdwalen in het grote aanbod van de cultuur van het ogenblik. Gelet op de bekoringen van het relativisme of de permissiviteit is het helemaal niet nodig dat de priester alle actuele, aan verandering onderhevige denkstromingen kent. Wat de gelovigen van hem verwachten is dat hij getuigt van de eeuwige wijsheid, vervat in het geopenbaarde Woord. Zorg voor de kwaliteit van het persoonlijk gebed en voor een goede theologische vorming werpt in het leven vruchten af. Leven onder invloed van een totalitair systeem kan de onbewuste neiging opgeroepen hebben zich te verbergen achter een uitwendig masker en tengevolge daarvan toegeven aan een bepaalde vorm van huichelarij. Het is duidelijk dat zulks de waarachtigheid van de broederlijke betrekkingen niet ten goede komt en kan leiden tot een overdreven betrokkenheid op zichzelf. In werkelijkheid komt men pas tot affectieve rijpheid als het hart God aanhangt. Christus heeft priesters nodig die rijp en manmoedig zijn, in staat een authentiek geestelijk vaderschap uit te oefenen. Om dat te bereiken is eerlijkheid tegenover zichzelf nodig, openheid ten opzichte van de geestelijke leidsman en vertrouwen op de goddelijke barmhartigheid.

Paus Johannes Paulus II heeft naar aanleiding van het grote jubileumjaar meerdere malen opgeroepen boete te doen voor de in het verleden begane daden van ontrouw. Wij geloven dat de Kerk heilig is, maar zij omvat mensen die zondaars zijn. Men moet zich niet alleen willen identificeren met diegenen die zonder zonde zijn. Hoe zou de Kerk de zondaars uit haar rijen hebben kunnen weren? Omwille van hun heil is Jezus mens geworden, is Hij gestorven en verrezen. Daarom moet men leren de christelijke boete oprecht in praktijk te brengen. Als we dat doen, belijden we onze persoonlijke zonden samen met de anderen, voor hen en voor God. Men moet zich echter ook hoeden voor de aanmatiging zich op te werpen als rechter over vroegere generaties, die in andere tijden en onder andere omstandigheden hebben geleefd. Er is deemoedige oprechtheid nodig om de zonden van het verleden niet te ontkennen en evenmin te vervallen in loze beschuldigingen, als echte bewijzen ontbreken of als men de andersoortige opvattingen van toen niet kent. De “
confessio peccati”, om een uitdrukking van St. Augustinus te gebruiken, moet bovendien altijd gepaard gaan met de “
confessio laudis” – met de lofprijzing. Als we om vergeving vragen voor het in het verleden bedreven kwaad, moeten we ook denken aan het met behulp van de goddelijke genade volbrachte goede, dat weliswaar in breekbare vaten wordt bewaard maar dikwijls uitmuntende vruchten heeft voortgebracht.
De Kerk in Polen staat vandaag voor een grote pastorale uitdaging: de zorg voor de gelovigen die het land verlaten hebben. Het kwaad van de werkloosheid dwingt vele mensen naar het buitenland te gaan. Het is een wijdverbreid verschijnsel. Als gezinnen op die manier worden gescheiden, als de sociale banden verbroken worden, kan dat de Kerk niet onverschillig laten. Het is nodig dat de mensen die het land verlaten worden begeleid door priesters die, in samenwerking met de plaatselijke Kerk, de pastorale zorg voor de emigranten op zich nemen. De Kerk in Polen heeft reeds talrijke priesters en vrouwelijke religieuzen voortgebracht, die hun dienstwerk niet alleen verrichten voor de Polen in het buitenland maar ook – en dikwijls onder de zwaarste omstandigheden – in de missies van Afrika, Azië, Latijns-Amerika en andere gebieden. Dierbare priesters, vergeet deze missionarissen niet. Het geschenk van zoveel roepingen waarmee God uw Kerk gezegend heeft, moet vanuit een werkelijk katholiek perspectief aanvaard worden. Poolse priesters, weest niet bang uw zekere en vertrouwde wereld te verlaten om te dienen daar waar een tekort aan priesters is en waar uw edelmoedigheid rijke vruchten kan dragen.

Weest standvastig in het geloof! Ook aan u vertrouw ik dit devies van mijn pelgrimsreis toe. Weest waarachtig in uw leven en in uw dienst. Leidt, met uw blik op Christus gericht, een eenvoudig leven, in solidariteit met de gelovigen tot wie u gezonden bent. Dient iedereen; weest bereikbaar in de pastorie en in de biechtstoel, begeleidt de nieuwe bewegingen en verenigingen, ondersteunt de gezinnen, verwaarloost de band met de jongeren niet, denkt aan de armen en de verlatenen. Als u vanuit het geloof leeft, zal de heilige Geest u ingeven wat u moet zeggen en hoe u moet dienen. U zult altijd kunnen rekenen op de hulp van Maria, die in geloof voor de Kerk uitgaat. Ik verzoek u dringend haar steeds met de u bekende woorden aan te roepen: “Wij zijn u nabij, wij denken aan u, wij waken met u.”
Ik geef u allen mijn zegen! Benedictus XVI