H. Paus Paulus VI - 12 april 1964
Moge dus ons gebed, het gebed der huisgezinnen, der parochies, der religieuze gemeenschappen, het gebed vanuit alle ziekenhuizen, het gebed van de grote schare onschuldige kinderen, opstijgen naar de hemel, opdat het aantal roepingen moge groeien en in overeenstemming mag zijn met het verlangen van Christus' goddelijk Hart.
Laten wij aldus bidden:
O Jezus, goddelijke Herder van de zielen, die de Apostelen geroepen hebt om hen te maken tot vissers van mensen, roep nog veel meer vurige zielen van edelmoedige jonge mensen tot U, om hen te maken tot Uw volgelingen, tot Uw dienaren; doe hen delen in Uw hevig verlangen naar algemene Verlossing tot welk doel Gij dagelijks op altaren Uw offer vernieuwt. O Heer, die ,altijd bereid zijt om voor ons ten beste te spreken' (Hebr. 7, 25), ontsluit voor hen de vergezichten op de gehele wereld waar zovele broeders smachten naar het licht der waarheid en de warmte der liefde, opdat zij, door te beantwoorden aan Uw oproep, hier op aarde Uw zending voortzetten, Uw mystieke Lichaam, de Kerk, helpen: opbouwen en uitbreiden, opdat zij mogen zijn ,het zout der aarde' (Mt. 5, 13). Laat Uw liefdevolle oproep, o Heer, ook weerklinken in de harten van véle edelmoedige en kuise vrouwen en stort in hun hart het verlangen naar evangelische volmaaktheid en trouwe toewijding aan de dienst van de Kerk en van de medemens die behoefte heeft aan bijstand en liefde. Amen.