H. Paus Paulus VI - 30 maart 1967
Aan onze beminde zoon Bernhard Jan Alferink, kardinaal van de heilige Roomse Kerk, aartsbisschop van Utrecht.
Terwijl wij u met bijzondere welwillendheid omarmen in deze Paasdagen die ons aller geest met hemelse vreugde vervullen, zijn wij zeer verlangend u onze dankbaarheid te betuigen, omdat u, toegewijd en gaarne beantwoordend aan onze wensen. Enkele uitstekende mannen, bedreven in de heilige theologie, hebt willen kiezen om, als vertegenwoordigers van u en van de andere Nederlandse bisschoppen, samen te komen met kerkfunctionarissen die door de Heilige Congregatie van het Concilie zijn aangewezen, voor een gesprek in liefde en oprechtheid en om bepaalde kwesties betreffende 'De nieuwe katechismus', onlangs in uw land uitgegeven, uit te maken.
Aan uw welwillendheid, waaraan wij hoge waarde hechten, bevelen wij met vaderlijke zorg mannen aan die uit Rome komen en in wetenschap en vroomheid uitmunten, namelijk Eduard Dhanis van de Sociëteit van Jezus, Jan Visser van de Congregatie van de Allerheiligste Verlosser en Benedict Lemeer van de Orde der Predikbroeders. Zij hebben opdracht om in al hun woorden en meningen nauwgezet rekening te houden met het gewone kerkelijke leergezag, met de leer zoals die is voorgehouden door het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie en met onze verklaringen die wij bij herhaling uit hoofde van het ons opgelegde ambt hebben afgelegd om de duidelijke plicht tot onderwijzen, die de Kerk als moeder en leermeesteres heeft, te laten spreken. In dezen delen wij u de vurige hoop mee, dat deze broederlijke bijeenkomst van theologische deskundigen de verwachte vruchten zal opleveren waarover wij ons beiderzijds oprecht zullen kunnen verheugen.
Wij zijn er zeker van, dat dit onderlinge overleg vanzelf zal leiden tot dat wat de gedelegeerden, volgens de hun opgelegde normen, van de deskundigen uit uw land vrijmoedig zullen vragen, namelijk dat bepaalde dingen in de catechismus worden ingevoerd, zodat die, in beter overwogen bewoordingen, zo geëigend mogelijk beantwoorden aan het geloof van de Kerk, aan de waarheid en aan de overtuiging van de gelovigen. Het zij verre van ons om het verloop van het te houden gesprek vooraf te willen bepalen, omdat het immers open en menselijk moet zijn. Toch zijn wij ervan overtuigd, dat geen enkele ruimte tot misverstand mag blijven bestaan, bijvoorbeeld wat betreft
De catechismus, door uw toedoen tot stand gekomen, heeft reeds alom grote verwachtingen gewekt en daarom verheugen wij ons zeer, dat door de zorg van de bisschoppen van Nederland een dergelijke samenvatting van de katholieke leer beschikbaar zal komen die, naar het zich laat aanzien, van groot nut zal zijn zowel voor uw eigen priesters en gelovigen alsook voor de gehele katholieke gemeenschap, en zelfs voor degenen buiten de muren der Kerk die toch over haar vaste en authentieke leer ingelicht willen worden. Hoe groter echter uw verdiensten zullen zijn tegenover allen die bedoelde nieuwe catechismus in de hele wereld zullen lezen en overwegen, des te zwaarder weegt de op u rustende plicht, dat de leer die daarin wordt uiteengezet in geen enkel onderdeel strijdig schijnt met het katholieke geloof en dat die leer sterk is, vaststaand en zeker.
Weet dus, dat alle berichten die ons over een gelukkige regeling van de zaken zullen bereiken ons met grote troost zullen vervullen. In het vaste vertrouwen hierop danken wij u en laten wij door u alle Nederlandse bisschoppen, priesters en gelovigen groeten, 'terwijl wij voor God onze Vader indachtig zijn uw werkdadig geloof, uw onvermoeibare liefde en uw standvastige hoop op onze Heer Jezus Christus' (1 Tess. 1, 3).
Als onderpand van hemelse gaven en als bewijs van onze welwillendheid schenken wij u en de andere leiders van uw bemind land met zeer veel liefde de apostolische zegen. 'De God van de vrede moge u zegenen geheel en al. Broeders, bidt voor ons' (1 Tess. 5, 23.25).
Gegeven te Rome, bij de Sint Pieter, 30 maart 1967, in het vierde jaar van ons pontificaat.
Paus Paulus VI