H. Paus Johannes XXIII - 11 oktober 1962
GAUDET MATER ECCLESIA Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie |
|||
► | De voornaamste taak van het Concilie: verdediging en versterking van de waarheid |
Wat voor het Oecumenisch Concilie van het grootste belang is, is dat het heilig erfdeel van de Christelijke leer op doeltreffender wijze bewaard en verkondigd wordt.
De leer omvat geheel de mens, samengesteld uit lichaam en ziel, en zij gebiedt ons als bewoners van deze aarde, als pelgrims naar het hemels vaderland te streven.
Dit toont ons aan hoe wij dit sterfelijk leven moeten inrichten: namelijk zo, dat wij onze plichten als burgers van deze aarde en van de hemel vervullen en aldus het ons door God gestelde doel kunnen bereiken. Dit betekent dat volstrekt alle mensen, zowel individueel als collectief, verplicht zijn onophoudelijk hun hele leven door naar de hemelse goederen te streven en hiertoe de aardse goederen zó te gebruiken dat deze de eeuwige zaligheid niet in gevaar brengen.
Inderdaad heeft Christus de Heer deze waarheid verkondigd: "Zoekt eerst het Rijk Gods en Zijn gerechtigheld" (Mt. 6, 33). Dit woord "eerst" toont in welke richting wij onze inspanningen en gedachten vooral moeten leiden; evenwel moeten we niet de andere woorden van dit bevel van Christus over het hoofd zien: ,"dan zal dat alles u er bij gegeven worden" (Mt. 6, 33). Inderdaad zijn er in de Kerk steeds mensen geweest, en zij zijn er nog, die, terwijl zij met alle kracht naar de Evangelische volmaaktheid streven, niet verzuimen de gemeenschap te dienen, daar alles, wat er aan voortreffelijks en edels is in de menselijke samenleving, uit de voorbeelden van hun leven en uit hun werken van naastenliefde een niet geringe kracht en rijkdom ontvangt.
Opdat echter deze leer doordringt op de veelvoudige gebieden van het menselijk handelen, tot ieder individu, tot de gezinnen en het sociale leven, is het vóór alles noodzakelijk, dat de Kerk haar ogen nooit afwendt van de schat der waarheid, die haar door de vaders is overgeleverd; tevens echter moet zij ook met deze tijd rekening houden, die gewijzigde situaties en nieuwe levensnormen hebben doen ingang vinden en die nieuwe wegen hebben geopend voor het katholiek apostolaat.
Op grond hiervan stond de Kerk bij de verbazingwekkende vooruitgang van de ontdekkingen en wetenschappen van de menselijke geest van vandaag niet werkeloos ter zijde en zij heeft niet geaarzeld haar waardering daarvoor te tonen; maar terwijl zij dit alles met een waakzame zorg begeleidt, houdt zij niet op de mensen voor te houden door alle aardse dingen heen God, de bron van alle wijsheid en schoonheid, te zoeken; zij, tot wie gezegd is "Onderwerpt de aarde en heerst over haar" Vgl. Gen. 1, 28 mogen nooit dit zo belangrijke gebod vergeten: "Gij zult de Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen" (Mt. 4, 10)(Lc. 4, 8), opdat de vluchtige betovering van de aardse dingen de ware vooruitgang niet zal verhinderen.