H. Paus Johannes XXIII - 11 oktober 1962
GAUDET MATER ECCLESIA Openingstoespraak Tweede Vaticaans Concilie |
|||
► | De oecumenische Concilies in de Kerk |
Al de Concilies die in de loop der geschiedenis gehouden werden - de twintig Oecumenische Concilies en de ontelbare niet weinig Regionale Concilies - zijn een duidelijk bewijs van de levenskracht van de Katholieke Kerk en staan als lichtpunten in haar annalen opgetekend.
De laatste en nederige Opvolger van de Prins der Apostelen, die tot u spreekt wilde door de aankondiging van deze zeer weidse Vergadering het Kerkelijk Magisterium, dat nooit te kort schiet en tot het einde der tijden blijft voortduren, opnieuw bevestigen; rekening houdend met de dwalingen, de eisen en de noden van onze tijd, zal dit Magisterium ongetwijfeld door middel van dit Concilie aan alle mensen, hoe talrijk ook, op een buitengewone wijze tegenwoordig worden gesteld.
Bij het begin dus van deze algemene Synode wendt de Plaatsbekleder van Christus, die tot u spreekt, zijn blik vanzelfsprekend naar het verleden en hij hoort uit dit verleden als het ware een opgewekte en bemoedigende stem: want gaarne brengt hij zich de verdienstelijke Pausen in herinnering, die in de oudste en in de nieuwere tijd geleefd hebben; uit de Concilies van Oost en West, vanaf de vierde eeuw tot aan de Middeleeuwen en in onze tijd, hebben zij de getuigenissen van die eerbiedwaardige en plechtige stem tot ons overgebracht. Deze getuigenissen verkondigen voortdurend met grote ijver de roem van die goddelijke en menselijke Maatschappij, namelijk van de Kerk van Christus, die van de Goddelijke Verlosser naam, genaden en volledige kracht ontvangt.
Al vormen deze de reden tot geestelijke vreugde, toch kunnen Wij niet ontkennen dat gedurende de lange reeks van een en twintig eeuwen droefheid en beproevingen haar geschiedenis hebben verduisterd. Want waarlijk bestond en bestaat nog wat eertijds de oude Simeon tot Maria, de Moeder van Jezus, in profetische woorden heeft gezegd: "Zie, dit Kind is bestemd tot val en opstanding van velen en tot teken, dat men zal tegenspreken" (Lc. 2, 34). En Jezus zelf heeft op rijpere leeftijd duidelijk aangetoond hoe de mensen zich door de tijden heen tegenover Hem zouden gedragen, en wel met deze mysterieuze woorden: "Wie u hoort, hoort Mij" (Lc. 10, 16). Bovendien heeft Hij gezegd, wat wij bij Sint Lucas, die ook bovenstaande woorden weergeeft, geschreven zien: "Wie niet met Mij is, is tegen Mij. Wie niet met Mij verzamelt, verstrooit" (Lc. 11, 23).
De zeer gewichtige zaken en problemen, die het mensdom heeft op te lossen, zijn na bijna twintig eeuwen nog niet veranderd; want Christus is steeds als het ware het middelpunt van de geschiedenis en van het leven: met Hem en met Zijn Kerk, en dan genieten goedheid, orde en vrede; ofwel zij leven zonder Hem of keren zich tegen Hem, en blijven met opzet buiten de Kerk, en dan ontstaat onder hen verwarring, komen er scherpe tegenstellingen en dreigt er het gevaar van bloedige oorlogen.
Telkens wanneer een Oecumenisch Concilie gehouden wordt, bevestigt zij plechtig deze eenheid van Christus en Zijn Kerk, naar alle kanten zendt zij het licht van de waarheid uit, zij geeft de juiste richting aan het leven van ieder afzonderlijk, van het gezin en van de maatschappij, zij stimuleert en versterkt de geesteskracht en zij richt de blik steeds op het ware en de eeuwige goederen.