
Joseph Kardinaal Ratzinger - 30 maart 1992
a) “nauwlettend toe te zien, dat door geschriften of het gebruik van de sociale communicatiemiddelen geen schade wordt toegebracht aan geloof of zeden van de christengelovigen” Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 823. 1;
b) “te eisen dat door de christengelovigen te publiceren geschriften, die geloof of zeden raken aan hun oordeel worden onderworpen” Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 823. 1;
c) “geschriften af te wijzen die het rechte geloof op de goede zeden schaden” Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 823. 1;
d) al naargelang dit geval zich voordoet, die administratieve maatregelen of straffen op te leggen, welke in de kerkelijke wetgeving voorzien zijn voor hen, die door een inbreuk op de canonieke normen hun eigen ambt misbruiken, en gevaar vormen voor de kerkelijke ‘communio’ of schade toebrengen aan het geloof of de zeden van de gelovigen Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 805.1369.1389.1371. 1 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 810. 1 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 194. 1 nr 2