• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
De oudheid

Het zou te veel tijd in beslag nemen maar toch zeer instructief zijn, een studie te maken van de historische documentatie over het kerkelijk celibaat. Wij mogen daarom volstaan met de hier volgende beknopte gegevens. In de christelijke oudheid getuigen de vaders en de kerkelijke schrijvers, dat zowel in het Oosten als in het Westen de vrijwillige onderhouding van het celibaat door de priesters op verschillende plaatsen werd gepraktiseerd Vgl. Tertullianus, De exhort. Castitatis. 13: P.L. 2, 930 Vgl. H. Epiphanius van Salamis, Adversus Haeres.. II, 48, 9 en 59, 4: P.G. 41, 869, 1025 Vgl. H. Efrem de Syriër, Carmina Nisibaena. XVIII, XIX, ed. G. Beckell, Leipzig 1866, 122 Vgl. H. Eusebius van Caesarea, Demonstr. Evang.. 1, 9: P.G. 22, 81 Vgl. H. Cyrillus van Jeruzalem, Catecheses Illuminandorum. 12, 25: P. G. 33, 757 Vgl. H. Ambrosius van Milaan, De Officiis Ministrorum. 1, 50: P.L. 16, 97 vv. Vgl. H. Augustinus, De levenswijze van de katholieke kerk en over die van de manicheeërs, De moribus ecclesiae catholicae et de moribus Manicheorum. 1, 32: P.L. 32, 1339 Vgl. H. Hieronymus, Contra Vigilantium. 2: P. L. 23, 340-241 Vgl. Synesius van Cyrene, Epistolae. Episc. Ptolemaid., 105: P.G. 66, 14, 85.

De westerse Kerk

Deze praktijk heeft de westerse Kerk in het begin van de vierde eeuw door verschillende provinciale Concilies en door de pausen bevestigd, uitgebreid en gesanctioneerd. Synode van Elvira, Canones (30 nov 305), 33. Dit geschiedde voor het eerst door het Concilie van Elvira, omstreeks 300: Mansi II, 11 Het waren vooral deze herders en leraars van Gods Kerk, als de bewaarders en vertolkers van het kostbaar erfgoed van het geloof en van een heilig christelijk leven, die de praktijk van het celibaat hebben bevorderd, verdedigd en in ere hersteld in de volgende eeuwen, ook in tijden, waarin de geestelijkheid zelf en het verval van de maatschappij de beoefening van heldhaftige deugd allesbehalve gemakkelijk maakten. Tenslotte werd de wet van het celibaat door het oecumenisch Concilie van Trente plechtig vastgesteld Concilie van Trente, 24e Zitting - Leer over het Sacrament van het Huwelijk, Sessio XXIV - Doctrina de sacramento matrimonii (11 nov 1563), 13-14 en later opgenomen in het Kerkelijk Wetboek. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 132. § 1.

De leer van de laatste pausen

Onze laatste voorgangers hebben hun vurige ijver en hun kennis aangewend om de geestelijkheid op dit instituut te wijzen en hen tot de onderhouding ervan aan te sporen. H. Paus Pius X, Apostolische Exhortatie, Over de heiligheid van de priesters, Haerent animo - Ad Clerum (4 aug 1908) Paus Benedictus XV, Brief, Aan Franciscus Kordac, aartsbisschop van Praag (1 jan 1920). A.A.S. 12 (1920) 585-588 Paus Pius XI, Encycliek, Over het Katholieke priesterschap, Ad Catholici Sacerdotii fastigium (20 dec 1935), 50-56 Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950) H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Bij gelegenheid van de 100e sterfdag van de H. Pastoor van Ars, Sacerdotii Nostri primordia (1 aug 1959), 15-19. Wij willen niet nalaten, bijzonder blijk te geven van onze piëteit jegens onze onmiddellijke voorganger, die nog steeds voortleeft in het hart van de mensen en die tijdens de Romeinse Synode (1960) in aanwezigheid en met instemming van de geestelijkheid van Rome het volgende verklaarde: “Vooral bedroeft het ons, dat sommigen... zich overgeven aan de illusie, dat de Katholieke Kerk het plan zou hebben of het wenselijk zou achten, de wet van het kerkelijk celibaat op te heffen, die eeuwenlang het hoogste en schitterende sieraad was en nog is van het priesterschap. Het celibaat en de zorg om het te handhaven blijven ons altijd herinneren aan de historische en roemvolle tijden van vroeger, toen Gods Kerk een felle strijd moest voeren en een drievoudige overwinning behaalde; want dit is het embleem van de overwinning van Christus’ Kerk, nl. dat zij is vrij, rein, universeel”. H. Paus Johannes XXIII, Toespraak, Over de wetenschap, de zuiverheid en de taal van de priester of het hoofd, het hart en de tong van de priester - Op de 2e dag van de Romeinse Synode, Ad Vobiscum (26 jan 1960), 13

De Oosterse Kerk

Als de Oosterse Kerk een andere wetgeving heeft omtrent de celibaatsverplichting, een wetgeving, die tenslotte werd bekrachtigd door de Trullaanse synode van 692 Can. 6, 12, 13, 48: Mansi XI, 944-948, 965 en die onlangs door het Tweede Oecumenisch Vaticaans Concilie openlijk is erkend Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 16, dan is dit toe te schrijven aan het feit, dat dit uitgelezen deel van de katholieke Kerk in een nadere historische situatie verkeerde, een situatie, waarop de Heilige Geest zijn providentiële en bovennatuurlijke invloed heeft doen gelden. Wij benutten graag deze gelegenheid om onze waardering en ons respect uit te drukken jegens de gehele geestelijkheid van de oosterse Kerken en om te wijzen op de voorbeelden van trouw en pastorale ijver, waardoor zij onze oprechte bewondering verdient.

De stem van de Oosterse vaders

Maar wij vinden in de lof van de oosterse vaders voor de maagdelijkheid ook een motief en een aansporing om vast te houden aan het celibaat. Wij herinneren ons bijv. een woord van St.-Gregorius van Nyssa, die zegt, dat “het maagdelijk leven een beeld is van het geluk, dat ons wacht in de toekomstige wereld” H. Gregorius van Nyssa, Over de maagdelijkheid, De Virginitate. P.G. 32, 381-382. Ook vinden wij een aanmoediging in de lofprijzing op het priesterschap van St. Johannes Chrysostomus, die wij voortdurend bemediteren. Hij toont hierin duidelijk aan, dat er een harmonisch verband moet bestaan tussen het persoonlijk leven van de priester en de waardigheid, die hij bezit krachtens zijn ambt: ”...wie het priesterschap aanvaardt moet zo zuiver zijn, als leefde hij in de hemel”. H. Johannes Chrysostomos, Over het priesterschap, De sacerdotio. I. III: P.G. 48, 642

Belangrijke gegevens uit de oosterse traditie

Bovendien is het nuttig, op te merken, dat ook in het Oosten alleen ongehuwde priesters tot bisschop worden gewijd en dat de priesters na hun priesterwijding heen huwelijk kunnen aangaan. Dit wijst er duidelijk op, dat ook die eerbiedwaardige Kerken tot op zekere hoogte het beginsel kennen van het celibataire priesterschap en een conveniëntie aannemen van het celibaat met het christelijke priesterschap, dat de bisschop in zijn gehele volheid bezit. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21.28.64

De trouw van de Westerse Kerk aan haar eigen traditie

In ieder geval mag de westerse Kerk niet de mindere zijn in getrouwheid aan haar eigen oude traditie en het is ondenkbaar, dat zij eeuwenlang een weg zou hebben gevolgd, die de heiligheid en deugd van de individuen en het volk Gods niet zou hebben bevorderd, maar deze hoe dan ook zou hebben belemmerd of dat zij dor ondeugdelijke en tirannieke wetten de vrije ontplooiing van de diepste waarden van natuur en genade in gevaar zou hebben gebracht.

Bijzondere gevallen

Krachtens het boven vermelde fundamenteel beginsel in het bestuur van de katholieke Kerk, (Zie boven n. 15) moeten hier twee dingen worden vastgesteld. Vooreerst: de wet, welke de vrije en onherroepelijke keuze van het celibaat vraagt van degenen, die tot de heilige wijdingen worden toegelaten, blijft van kracht. Ten tweede: het is echter toegestaan, een bijzondere studie te maken van de situatie van gehuwde kerkelijke bedienaars, die behoren tot kerken of christelijke gemeenschappen, welke nog gescheiden zijn van de katholieke gemeenschap, en die, verlangend deel te hebben aan de volle katholieke gemeenschap en daar het heilig dienstwerk uit te oefenen, tot de priesterlijke functies worden toegelaten; op voorwaarde echter, dat geen afbreuk wordt gedaan aan de geldende wet van het priestercelibaat. Dat de kerkelijke overheid van deze macht ook inderdaad gebruik maakt, blijkt uit het feit, dat het recente oecumenisch Concilie de mogelijkheid heeft opengesteld, het diaconaat toe te dienen ook aan gehuwde mannen van rijpe leeftijd. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 29

Bekrachtiging van de celibaatswet

Maar dit alles betekent geen verslapping van de geldende wetgeving en mag evenmin beschouwd worden als het voorspel van de afschaffing ervan. Laat men geen voedsel geven aan deze veronderstelling, waardoor in de harten de kracht en de liefde wordt verzwakt, die aan het celibaat zijn zekerheid en zijn geluk schenken, en waardoor de ware leer omtrent het celibaat motiveert en de verhevenheid ervan aantoont. Laat men veeleer de studie bevorderen ter verdediging van de geestelijke zin en de zedelijke waarde van de maagdelijkheid en het celibaat. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 34

Het vertrouwen van de Kerk

De maagdelijkheid is een bijzonder charisma. Maar de gehele Kerk van onze tijd, wettig en universeel vertegenwoordigd door haar verantwoordelijke herders, en, zoals gezegd, met volledige eerbiediging van het gebruik in de oosterse Kerken, heeft in de geest haar volle vertrouwen uitgesproken, “dat de gave van het celibaat zozeer passend bij het priesterschap van het Nieuwe Verbond, in ruime mate door de Vader zal worden gegeven, als tenminste zij, die door het Wijdingssacrament deel hebben aan het priesterschap van Christus, en ook de gehele Kerk deze gave nederig en vurig afsmeken” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 16.

Het gebed van het volk Gods

Wij roepen in de geest heel het volk Gods bijeen en vragen het om, krachtens zijn plicht, de priesterroepingen te bevorderen, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 2 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 11 een dringend gebed te richten tot de Vader van allen, tot de goddelijke Bruidegom van de Kerk en tot de Heilige Geest, de “ziel” van de Kerk, de voorspraak van de heilige Maagd Maria, de Moeder van Christus en van de Kerk, vooral in onze tijd deze goddelijke gave mogen schenken, die de Vader zeker met milde hand zal geven, en dat de mensen zich daarvoor mogen openstellen in diep geloof en intense liefde. Mogen aldus de priesters in de wereld van onze tijd, die verstoken is van de goddelijke heerlijkheid Vgl. Rom. 3, 23 , steeds volmaakter gelijkvormig worden aan de éne Hogepriester en de schitterende roem zijn van Christus Vgl. 2 Kor. 8, 23 , zodat zij een sprekend getuigenis geven van de heerlijkheid van de genade” Gods over de gehele aarde. Vgl. Ef. 1, 6

De moderne wereld en het celibaat

Inderdaad, geachte en beminde broeders in het priesterschap, die wij allen liefhebben “in het hart van Jezus Christus” (Fil. 1, 8), juist de wereld van onze tijd, die weliswaar een crisis van groei en diepgaande verandering doormaakt, maar toch terecht trots mag zijn op haar menselijke waarden en haar menselijke prestaties, juist deze wereld heeft dringend behoefte aan het getuigenis van mensen, die heel hun leven wijden aan de hoogste en heiligste geestelijke waarden om zo niet het voortreffelijke en machtige licht te moeten ontberen, dat uitgaat van hoge geestelijke verworvenheden.

Het tekort aan priesters

De Heer Jezus heeft de enorme taak van de evangelieprediking over de gehele wereld durven toevertrouwen aan een handjevol mannen, van wie iedereen zou hebben gezegd, dat ze te weinig in aantal waren en te geringe capaciteiten bezaten. Tot dit kleine groepje zei Hij, dat zij niet bang moesten zijn Vgl. Lc. 12, 32 , omdat zij door Hem en met Hem, dank zij zijn voortdurende hulp en aanwezigheid Vgl. Mt. 28, 20 , de wereld zouden overwinnen. Vgl. Joh. 16, 33 . Jezus heeft ons ook geleerd, dat het Koninkrijk Gods een innerlijke en geheime kracht bezit, waardoor het kan groeien en een oogst kan opbrengen, ook zonder dat “de mens het weet” Vgl. Mc. 4, 26-29 . “De oogst” van dit koninkrijk “is groot, maar arbeiders zijn er weinig” , nu evenals toen; zij zijn zelfs, volgens menselijke maatstaven, nooit talrijk genoeg geweest. Maar de hemelse Koning vraagt van ons een dringend gebed, dat “de Heer van de oogst zelf arbeiders stuurt om te oogsten” (Mt. 9, 37-39). Men mag de menselijke plannen en berekeningen niet hoger stellen dan de geheimnisvolle wijsheid van Christus, die in de geschiedenis van het heil de wijsheid en de macht van de mensen altijd heeft beschaamd door Zijn dwaasheid en zwakheid. Vgl. 1 Kor. 1, 20-31

De moed van het geloof

In het vertrouwen op de kracht van het geloof spreken wij de diepste overtuiging van de Kerk uit, die ons zeg: als de Kerk spontaner en edelmoediger beantwoordt aan Gods genade, als zij duidelijker en bewuster vertrouwt op zijn geheimnisvolle en onoverwinnelijke macht, als zij openlijk en onomwonden getuigenis aflegt van het Christusmysterie, dan zal zij nooit te kort schieten in haar zending voor het heil van de gehele wereld, ondanks menselijke berekeningen en uiterlijke schijn. Iedereen zij ervan overtuigd, dat hij alles vermag in Hem, die de enige is om kracht te geven aan de mens Vgl. Fil. 4, 13 en om wasdom te schenken aan zijn Kerk. Vgl. 1 Kor. 3, 6-7

De wortel van het probleem

Wij kunnen moeilijk aannemen, dat door de afschaffing van het celibaat het aantal priesterroepingen aanstonds en in belangrijke mate zou stijgen. De huidige ervaring van de Kerken en de andere godsdienstige gemeenschappen, die aan hun ambtsdragers wel het huwelijk toestaan, schijnt het tegendeel te bewijzen. De oorzaken van het teruglopen van de priesterroepingen moeten elders worden gezocht, bijv. in het verlies of de verzwakking van de zin voor het goddelijke en het heilige, bij individuen en gezinnen, in het dalen van de waardering van de Kerk als heilsinstituut door geloof en Sacramenten. Het probleem moet daarom fundamenteel worden bestudeerd.

Document

Naam: SACERDOTALIS CAELIBATUS
Over het priestercelibaat
Soort: H. Paus Paulus VI - Encycliek
Auteur: H. Paus Paulus VI
Datum: 24 juni 1967
Copyrights: © 1967, Ecclesia Docens 0825, Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: Dr. M.H. Mulders C.ss.R., Dr. J. Kahmann C.s.R.
Bewerkt: 4 november 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2023, Stg. InterKerk, Schiedam, test