
Paus Benedictus XVI - 9 augustus 2006
Beste broeders en zusters,
vóór de vakantie ben ik begonnen met kleine schetsen van de twaalf Apostelen. De Apostelen waren tochtgenoten van Jezus, vrienden van Jezus, en deze tocht van hen met Jezus was niet alleen een uitwendige tocht van Galilea naar Jeruzalem, maar een inwendige tocht, waarop zij het geloof in Jezus Christus hebben geleerd, niet zonder moeilijkheden want het waren mensen zoals wij. Maar juist daarom – omdat het tochtgenoten van Jezus waren, vrienden van Jezus die langs een niet gemakkelijke weg het geloof geleerd hebben – zijn zij ook gidsen voor ons, die ons helpen Jezus Christus te leren kennen, Hem lief te hebben en in Hem te geloven.
Ik heb al gesproken over vier van de twaalf Apostelen: over Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Petrus, de visser
(17 mei 2006), zijn broer Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Andreas, Protoklètos, de Eerstgeroepene
(14 juni 2006), Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Jakobus de Meerdere
(21 juni 2006), en over de andere Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Jakobus de Mindere
(28 juni 2006) wordt genoemd, en die een brief geschreven heeft die we in het Nieuwe Testament aantreffen. En ik was begonnen met te spreken over Paus Benedictus XVI - Audiëntie
H. Johannes, zoon van Zebedeüs
(5 april 2006), door tijdens de laatste catechese voor de vakantie de belangrijkste gegevens bijeen te zetten die de gestalte van deze Apostel bepalen.
Nu zou ik de aandacht willen concentreren op de inhoud van zijn onderricht. De geschriften waar we ons dan vandaag mee willen bezighouden zijn het Evangelie en de Brieven die zijn naam dragen.