Pauselijke Raad voor het Gezin - 26 juli 2000
Een begripvolle houding tegenover de existentiële problematiek en de keus van personen die samenleven, is legitiem en in sommige situaties een plicht. Enkele van die situaties mogen zelfs mededogen oproepen. Het respect voor de waardigheid van de personen staat niet ter discussie. Echter, begrip voor de situatie en het respect voor de personen mag nog geen rechtvaardiging betekenen. In zulke omstandigheden is het echter beter te onderstrepen dat de waarheid voor hen een wezenlijk goed en een kwestie van authentieke vrijheid is. De bevestiging van de werkelijkheid is geen zonde, maar is in tegendeel een teken van duidelijkheid. "Beperk nergens de heilzame leer van Christus" is een "uitermate duidelijkheid jegens de zielen" H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 29, mits zij worden vergezeld van "geduld en goedheid waarvan de Heer zelf het voorbeeld heeft gegeven door Zijn bejegening van de mens". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 29 Ook moeten Christenen proberen de individuele, sociale, culturele en ideologische oorzaken te begrijpen van de verspreiding van de "de facto verbintenissen". Men moet eraan denken dat een intelligente en discrete pastorale zorg in sommige gevallen het "institutionele" eerherstel van deze verbintenissen kan bevorderen. Men moet geval voor geval de personen die zich in deze situatie bevinden op een omzichtige wijze in gedachten houden in het kader van de gewone pastorale zorg van de kerkelijke gemeenschap middels aandacht voor hun problemen en moeilijkheden die eruit voortkomen in een geduldige dialoog en met concrete hulp speciaal tegenover de kinderen. In dit aspect van de pastorale zorg is het voorkomen dan ook het belangrijkste.