H. Paus Johannes Paulus II - 2 juni 1985
SLAVORUM APOSTOLI Ter herinnering aan het Evangelisatiewerk van de HH. Cyrillus en Methodius 1100 jaar geleden |
|||
► | De Katholieke betekenis van de Kerk |
Niet alleen de evangelische inhoud van de door de heilige Cyrillus en Methodius verkondigde leer verdient bijzondere nadruk. Voor de kerk van vandaag zijn ook hun catechetische en pastorale methode zeer betekenisvol en leerzaam, welke zij toepasten bij hun werk onder volkeren die de goddelijke mysteries nog niet in hun moedertaal hadden zien vieren en het woord van God nog niet hadden horen verkondigen op een manier welke aan hun mentaliteit was aangepast en rekening hield met de concrete levensomstandigheden waarin zij verkeerden. Zoals wij weten stelde het Tweede Vaticaans Concilie zich twintig jaar geleden tot voornaamste taak het zelfbewustzijn van de Kerk te wekken en haar door haar innerlijke vernieuwing een nieuwe missionaire impuls te geven met het oog op de verkondiging van de eeuwige boodschap van heil, vrede en onderlinge eensgezindheid onder de volkeren en naties over alle grenzen heen, die onze planeet nog verdelen, en die door de wil van God, de Schepper en Verlosser, is bestemd om de gemeenschappelijke woning voor heel de mensheid te worden. De dreigingen die zich in onze tijd aan deze wereld voordoen, mogen niet de profetische visie van onze voorganger Johannes XXIII doen vergeten, die het Concilie bijeenriep met het doel en in de overtuiging, dat het een lente en wedergeboorte in het leven van de Kerk zou kunnen voorbereiden en beginnen.
Hetzelfde Concilie heeft over de universaliteit handelend onder andere verklaard:
'Tot het nieuwe volk van God zijn alle mensen geroepen. Daarom moet dit één en enig blijvend volk over de gehele wereld en door alle eeuwen heen verspreid worden: zo zal het wilsbesluit van God in vervulling gaan, die bij het begin de menselijke natuur als een eenheid geschapen heeft. en zijn kinderen, die overal verstrooid waren, uiteindelijk weer heeft willen verzamelen Vgl. Joh. 11, 52 ... De Kerk of het volk van God, waarin dit rijk een aanvang neemt, ontrooft in het geheel niets aan het tijdelijk goed van welk volk dan ook. Integendeel, de rijkdommen, hulpbronnen en levensgewoonten van de volkeren bevordert zij in alles wat er aan goeds in vervat ligt; zij neemt dit alles in zich op en door het aan te nemen, zuivert en versterkt en verheft zij dat alles ... Deze universalistische trek, die het volk van God kenmerkt, is een gave van de Heer zelf. .. Dank zij deze algemeenheid brengen de afzonderlijke delen hun eigen gaven aan ten gunste van de andere delen en van de gehele Kerk. Zo groeit het geheel en groeien de afzonderlijke delen, die alle met elkaar in gemeenschap blijven en voor de volheid in de eenheid samenwerken'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 13
Wij mogen rustig verklaren dat een dergelijke traditionele en tegelijk uiterst actuele opvatting van de katholiciteit van de Kerk - verstaan als een samenklank van verschillende liturgieën uit alle talen van de wereld, die verenigd zijn in één liturgie of als een eenstemmig gezang dat gedragen door de stemmen van een ontelbare menigte mensen op elke plaats van onze aarde en op ieder moment van de geschiedenis tot eer van God wordt aangeheven volgens ontelbare ritmen - bijzonder goed overeenkomt met de theologische en pastorale visie, welke het apostolisch en missionaire werk van Constantinus de filosoof en Methodius tot gevolg had en het beginsel was van hun missie onder de Slavische volkeren.
Tegenover de vertegenwoordigers van de kerkelijke cultuur in Venetië die aan een meer eng' begrip van de kerkelijke werkelijkheid vastzaten en tegen deze visie waren, verdedigde Cyrillus haar krachtig door te benadrukken, dat vele volkeren in het verleden reeds een liturgie hadden ingevoerd en bezaten, die geschreven was en gevierd werd in de moedertaal, zoals: Armeniërs, Perzen, Abasken, Iberiërs, Sogdi, Gothen, Avaren, Tyrsi, Chazaren, Arabieren, Egyptenaren, Syriërs en vele anderen'. H. Eusebius van Caesarea, Vita Constantini (1 jan 339). XVI, 8: Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 205
Terwijl hij eraan herinnerde, dat God zijn zon laat opgaan over goeden en slechten en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen Vgl. Mt. 5, 45 sprak hij: 'Halen wij niet allen op dezelfde manier adem? En u schroomt niet slechts drie talen (Hebreeuws, Grieks en Latijn) vast te stellen en te beslissen dat andere volkeren en stammen blind en doof moeten blijven? Zegt me, of u God zo zwak acht, dat Hij dit niet kan toestaan, of zo afgunstig dat Hij het niet wil?" H. Eusebius van Caesarea, Vita Constantini (1 jan 339). XVI, 4-6: ed. cit., p. 205 Op de historische en dialectische argumenten die hem werden voorgehouden, antwoordde de heilige steunend op het door de goddelijke inspiratie gelegde fundament van de Heilige Schrift: 'En iedere tong moet belijden tot eer van God, de Vader: Jezus Christus is de Heer’ H. Eusebius van Caesarea, Vita Constantini (1 jan 339). XVI, 58: Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 208 Vgl. Fil. 2, 11 , 'Heel de aarde moet U aanbidden, U ter eer een lofzang zingen, glorie brengen aan uw naam' H. Eusebius van Caesarea, Vita Constantini (1 jan 339). XVI, 12: Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 206 Vgl. Ps. 66, 4 ; 'looft de Heer, alle volken, verheerlijkt Hem, alle naties'. H. Eusebius van Caesarea, Vita Constantini (1 jan 339). XVI, 13: Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 206 Vgl. Ps. 117, 1
De Kerk is ook katholiek omdat zij in alle menselijke omstandigheden de geopenbaarde waarheid, waarvan de goddelijke inhoud ongeschonden door haar wordt bewaard, zo weet over te dragen, dat ze te verenigen is met de verheven denkbeelden en rechtmatige verwachtingen van ieder mens en elk volk. Overigens vormt heel de erfenis aan waarden, welke iedere generatie samen met de onschatbare gave van het leven aan de volgende generatie overdraagt, als het ware een veelkleurige en onmetelijke hoeveelheid steentjes waaruit het levende mozaïek van de Pantocrator (Albeheerser) naar voren komt, die zich in al zijn luister pas vertoont op het ogenblik van de parousie.
Het Evangelie vermindert of vernietigt niet wat alle mensen, volkeren en naties, alle vormen van cultuur in de loop van de geschiedenis als goed, waar en mooi hebben erkend en verwezenlijkt. Het brengt er eerder toe al deze waarden op te nemen en te ontwikkelen, ze met edelmoedigheid en vreugde te beleven en ze in het mysterievolle en verheffende licht van de openbaring te vervolmaken.
De concrete aard van de katholiciteit welke Christus de Heer in de structuur zelf van de kerk heeft gelegd, is niet iets onbeweeglijks, los van de geschiedenis en louter éénvormig; maar zij welt dagelijks op en ontwikkelt zich in zekere zin als een nieuwheid van het eensgezinde geloof van allen die geloven in de drie-ene God, die door Jezus Christus is geopenbaard en door de Kerk in de kracht van de Heilige Geest wordt verkondigd. Deze aard vloeit vanzelf voort uit het wederzijds respect welke de broederlijke liefde eigen is, jegens ieder mens en elke natie, groot of klein, en uit de eerlijke erkenning van de gaven en rechten van de broeders in het geloof.
De katholiciteit van de Kerk uit zich eveneens in de actieve medeverantwoordelijkheid en edelmoedige samenwerking van allen ten aanzien van het algemeen welzijn. De Kerk verwezenlijkt deze universaliteit juist overal waar zij alle echte menselijke waarden op haar eigen wijze en met moederlijke genegenheid aanvaardt en verheft. Tegelijkertijd spant zij zich in om op alle plaatsen van de wereld en in iedere historische situatie ieder mens en alle mensen voor God te winnen, om hen onder elkaar en met Hem in zijn waarheid en liefde te verenigen.
leder mens, elke natie, evenals elke cultuur en beschavingsvorm hebben hun eigen rol te vervullen en hun plaats in te nemen in het mysterievolle plan van God en de universele verbreiding van het heil. Dit was helemaal de denkwijze van de heilige broers: De 'genadige en barmhartige' God's Vgl. Ps. 112, 4 Vgl. Joel 2, 13 , die wil dat alle mensen zich bekeren om gered te worden en tot de kennis van de waarheid te komen, Vgl. 1 Tim. 2, 4 ... duldt niet dat het menselijk geslacht onder zijn zwakheid bezwijkt en in de bekoring van de duivel valt en verloren gaat, maar houdt niet op in alle jaren en tijden, op gelijke wijze vanaf het begin tot nu toe, overal genade te schenken, eerst door de aartsvaders en vaderen, na hen door de profeten, en na dezen door de apostelen en martelaren, door rechtvaardigen en leraren, die Hij uit dit onstuimige leven koos.' H. Eusebius van Caesarea, Vita Constantini (1 jan 339). I, 1: Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 169
De evangelische boodschap welke de heilige Cyrillus en Methodius voor de Slavische volkeren hebben vertaald door uit de schat van de kerk 'oud en nieuw' Vgl. Mt. 13, 52 te voorschijn te halen, werd door de verkondiging en catechese overgedragen overeenkomstig de eeuwige waarheden en tegelijk door aanpassing aan de concrete historische situatie. Dank zij de missionaire ijver van de twee heiligen konden de Slavische volkeren zich voor het eerst bewust worden van hun roeping deel te nemen aan het eeuwige plan van de allerheiligste Drie-eenheid binnen de universele ordening van het heil van de wereld. Zo leerden zij ook hun eigen aandeel kennen in het belang van heel de geschiedenis van het menselijk geslacht dat door God de Vader is geschapen, door de Zoon verlost en door de Heilige Geest verlicht. Door deze verkondiging welke toen door de kerkelijke overheden, de bisschoppen van Rome en de patriarchen van Constantinopel, werd goedgekeurd, kunnen de Slaven zich met de andere volkeren van de aarde nakomelingen achten en erfgenamen van de belofte welke God aan Abraham deed. Vgl. Gen. 15, 1-21 Zo namen zij dan dank zij de organisatie welke door de heilige Methodius was opgezet en vanuit het besef van hun christelijke eigenheid, de plaats In welke voor hen was bestemd in de kerk die in dat deel van Europa reeds was ontstaan. Daarom bewaren hun tegenwoordige nakomelingen een dankbare en blijvende herinnering aan deze man, die als het ware de schakel is geworden, welke hen verbindt met de reeks grote verkondigers van de goddelijke openbaring van het Oude en Nieuwe Testament: 'Na hen allen verwekte de barmhartige God in onze tijd voor het goede werk ten bate van ons volk, waarmee niemand ooit was begaan, onze leraar de zalige Methodius op, van wie wij ons niet schamen alle deugden en moeiten een voor een te vergelijken met die God welgevallige mannen'. Anoniem, Vita Methodii. II, 1: Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), pp. 220f.