H. Paus Johannes Paulus II - 2 juni 1985
SLAVORUM APOSTOLI Ter herinnering aan het Evangelisatiewerk van de HH. Cyrillus en Methodius 1100 jaar geleden |
|||
► | Zij plantten de Kerk van God in |
Maar wat ik in de mentaliteit van de Slavische apostelen Cyrillus en Methodius vooral wil benadrukken is hun vreedzame manier om de Kerk op te bouwen; daar zij immers werden geleid door het inzicht de Kerk als één, heilig en universeel te beschouwen.
Hoewel christelijke Slaven meer dan anderen, de heilige broers graag voor 'Slaven naar de geest' houden, waren zij nochtans mensen die door de Griekse cultuur waren verfijnd en door de grondbeginselen van de Byzantijnen gevormd, zodat zij in alles duidelijk tot de zowel burgerlijke als kerkelijke traditie van het christelijk Oosten behoren.
Reeds in hun tijd begonnen de geschillen tussen Constantinopel en Rome zich af te tekenen als voorwendsel tot scheiding, ook al was de betreurenswaardige breuk tussen beide delen van dezelfde christenheid nog veraf. De Evangelieverkondigers en leraren van de Slaven begaven zich naar Groot Moravië met heel de rijkdom van de traditie en religieuze ervaring waardoor het Oosterse christendom werd gekenmerkt en wat in het theologisch onderricht en de viering van de heilige liturgie op bijzondere wijze tot uitdrukking kwam.
Hoewel alle heilige diensten in alle kerken binnen de grenzen van het Byzantijnse rijk reeds lang in het Grieks werden gevierd, waren de eigen tradities van vele nationale kerken van het Oosten - zoals de Georgische en Syrische - die bij de gewijde handelingen van de taal van die volkeren gebruik maakten, bij de hogere cultuur van Constantinopel wel bekend, en vooral bij. Constantinus de filosoof dank zij de studies en herhaaldelijke contacten welke hij had gehad met christenen van die kerken zowel in de hoofdstad als tijdens zijn reizen.
Zich bewust van de ouderdom en de rechtmatigheid van deze gewijde tradities aarzelden de beide broers niet de Slavische taal in de liturgie aan te wenden en maakten er een doeltreffend middel van om de goddelijke waarheden over te brengen aan hen die deze taal gebruikten. Dat deden zij echter in een geest waaraan elke houding van neerbuigendheid of overheersing geheel vreemd was, maar bewogen door liefde voor de gerechtigheid en duidelijke apostolische ijver jegens de volkeren die in ontwikkeling waren.
Het Westerse Christendom had na de volksverhuizing de groepen vreemde volkeren met de Latijnse bewoners doen versmelten en, met de bedoeling allen te verénigen, de Latijnse taal, liturgie en cultuur tot allen uitgestrekt, welke door de kerk van Rome was overgeleverd. Uit de aldus verkregen uniformiteit vloeide voor de vooral jonge en sterk toenemende samenlevingen een zeker gevoel van kracht en duurzaamheid voort, welke bijdroeg aan zowel hun nauwere verbondenheid als aan het verkrijgen van een hechtere plaats in Europa. Het is dus te begrijpen dat elke verscheidenheid in een dergelijke situatie door velen als een gevaar werd beschouwd voor de eenheid welke nog in wording was, en de gemoederen er gemakkelijk toe te brengen waren om dit gevaar ook met aanwending van dwangmiddelen te weren
In dit opzicht is het buitengewoon en bewonderenswaardig dat de heilige broers, die in zulke ingewikkelde en onzekere situaties werkten, niet probeerden de volkeren die hun voor de prediking waren toegewezen, ook de ontegenzeglijk hogere kwaliteit van de Griekse taal en de Byzantijnse cultuur of gewoonten en zeden van de meer ontwikkelde samenleving op te leggen, waarin zij waren opgegroeid en welke hun natuurlijk vertrouwd en naar de smaak waren. Gedreven door het voortreffelijke plan de nieuwe gelovigen in Christus te verenigen pasten zij de rijke en verfijnde teksten van de Byzantijnse liturgie aan de Slavische taal aan en brachten de subtiele en ingewikkelde bewerkingen van het Grieks-Romeinse recht in overeenstemming met de mentaliteit en gewoonten van de nieuwe volkeren. Overeenkomstig dit zelfde plan van eendracht en vrede respecteerden zij ieder moment de verplichtingen van hun zending door rekening te houden met de voorrechten, de ingevoerde tradities en kerkelijke rechten door de canons van de concilies vastgesteld, zoals zij het hun plicht achtten - als onderdanen van het Oosterse keizerrijk en gelovigen van het patriarchaat van Constantinopel - aan de paus rekenschap te geven van hun missiewerk en de leer die zij beleden en onderwezen, de liturgische boeken die zij in de Slavische taal hadden samengesteld en de methoden die zij bij de evangelisatie van deze volkeren aanwendden, ter goedkeuring aan zijn oordeel te onderwerpen.
Terwijl zij hun zending ondernamen in opdracht van Constantinopel, zochten zij toch in zekere zin de bekrachtiging ervan door zich tot de Apostolische Stoel van Rome, het zichtbare centrum van de eenheid, te wenden. Hoewel de opvolgers van paus Nicolaas I bezorgd waren wegens de tegenstrijdige berichten die hun bereikten over de leer en het werk van Cyrillus en Methodius, stelden zij de twee broers volledig in het gelijk bij hun persoonlijke ontmoeting met hen. De verbodsbepalingen of beperkingen van het gebruik van de nieuwe Slavische liturgie moeten vooral worden toegeschreven aan de druk van de omstandigheden, de wisselvallige politieke verhoudingen en de noodzaak de eensgezindheid te bewaren. Zo bouwden zij door hun gevoel voor haar universaliteit gedreven de Kerk op als de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk. Dit blijkt zeer duidelijk en uitgesproken uit heel hun gedrag. Men mag zeggen, dat de smeekbede van Jezus in het hoogpriesterlijk gebed - 'dat zij één mogen zijn' - út unum sint' (Joh. 17, 21, v.) - hun missiespreuk was naar de woorden van de psalmist: 'Looft de Heer, alle volken, verheerlijkt Hem, alle naties' (Ps. 117, 1). Voor ons die nu leven, heeft hun apostolaat ook de kracht van een belangrijk oecumenisch appel: het nodigt uit in de vrede van de verzoening de eenheid te herstellen, welke na de tijd van de heilige Cyrillus en Methodius ernstig werd verzwakt, vooral tussen Oost en West.
De heilige broers uit Thessaloniki hadden de overtuiging dat elke plaatselijke kerk was geroepen om met haar gaven het katholieke 'pieroma' (volheid) te verrijken; dit kwam helemaal overeen met hun evangelisch inzicht dat de verschillende levenswijzen van de afzonderlijke christelijke kerken nooit wanklanken, onenigheden en scheuringen in de belijdenis van het ene geloof en in de beoefening van de liefde kunnen rechtvaardigen.
Zoals bekend verstaan wij volgens de leer van het Tweede Vaticaans Concilie onder 'oecumenische beweging'. "de activiteiten en plannen die overeenkomstig de verschillende noden van de kerk en naargelang de verschillende levensomstandigheden worden ondernomen en georganiseerd om de eenheid onder de christenen te bevorderen". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 4 Het blijkt dus helemaal geen anachronisme in de heilige Cyrillus en Methodius de waarachtige voorlopers van het oecumenisme te zien, want zij wilden elke werkelijke of ook maar schijnbare verdeeldheid tussen de verschillende gemeenschappen van dezelfde kerk doeltreffend overwinnen of doen afnemen. Want de scheiding welke zich helaas in de geschiedenis van de Kerk heeft voorgedaan en ook nu nog voortduurt, blijft 'zeker duidelijk in strijd met de bedoeling van Christus; zij is ook een ergernis voor de wereld en de hoog verheven taak van de Evangelieverkondiging aan alle schepselen wordt erdoor geschaad'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 1
De innige bezorgdheid waarmee de beide broers - en vooral Methodius wegens zijn bisschoppelijke verantwoordelijkheid - aandrongen op de eenheid van geloof en liefde tussen de kerken waarvan zij leden waren, dat wil zeggen tussen de kerk van Constantinopel en de kerk van Rome enerzijds en de jonge kerken van de Slavische gebieden anderzijds, was hun grote verdienste en zal dat altijd blijven. Deze is des te groter als men bedenkt, dat zij hun zending vervulden tussen de jaren 863 en 885, dus in de kritieke jaren dat de noodlottige onenigheid en bittere tegenstelling tussen de kerken van het Oosten en het Westen zichtbaar en erger werden. De onenigheid werd verscherpt door de betwiste kwestie waartoe Bulgarije zou behoren, dat juist in die tijd officieel het christendom had aangenomen.
In die stormachtige tijd welke ook gekenmerkt werd door gewapende conflicten tussen de christelijke buurvolkeren, bewaarden de heilige broers uit Thessaloniki een sterke en zeer waakzame getrouwheid aan de rechte leer en aan de traditie van de volledig verenigde Kerk en vooral aan de 'goddelijke instellingen' en 'kerkelijke instellingen', Anoniem, Vita Methodii. IX, 3: VIII, 16:Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), pp. 229; 228 waarop volgens de canons van de oude concilies haar structuur en organisatie berustten. Door deze getrouwheid waren zij in staat hun grote missietaak te vervullen en in volledige geestelijke en canonieke eenheid te blijven met de kerk van Rome, met de kerk van Constantinopel en met de jonge kerken die door hen onder de Slavische volkeren waren gesticht.
Vooral Methodius aarzelde niet liever onbegrip, tegenwerking en zelfs smaad en lichamelijke vervolging te verduren dan tekort te schieten in zijn voorbeeldige kerkelijke trouw en om trouw te blijven aan zijn plichten als Christen en bisschop en aan de verplichtingen die hij op zich had genomen ten opzichte van de kerk van Byzantium welke hem had voortgebracht en samen met Cyrillus voor de missietaak bestemde; ten opzichte van de kerk van Rome waaraan hij de vervulling van zijn ambt als aartsbisschop “pro fide” op het "grondgebied van de heilige Petrus" Vgl. Anoniem, Vita Methodii. IX, 2: Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 229 dankte; ten opzichte ook van de opkomende kerken in de landen van de Slaven, welke hij als de zijne aannam en - overtuigd daartoe in zijn recht te staan - verdedigde tegenover kerkelijke en burgerlijke overheden, waarbij hij vooral vasthield aan de liturgie in de Oudslavische taal en de fundamentele kerkelijke rechten die eigen zijn aan de kerken onder de verschillende volkeren.
Zodoende ging hij evenals Constantinus de filosoof steeds in gesprek met hen die tegen zijn denkbeelden en pastorale initiatieven waren en de rechtmatigheid ervan in twijfel trokken. Daardoor zal hij altijd een leraar blijven voor allen die in welke tijd ook trachten de meningsverschillen te overwinnen met eerbiediging van de veelvormige volheid van de kerk welke overeenkomstig de wil van haar Stichter Jezus Christus altijd één, heilig, katholiek en apostolisch moet zijn: deze opdracht is duidelijk tot uitdrukking gebracht in het 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) van de honderdvijftig vaders van het Tweede Oecumenisch Concilie van Constantinopel, dat de onaantastbare geloofsbelijdenis van alle Christenen is.