H. Paus Johannes Paulus II - 2 juni 1985
SLAVORUM APOSTOLI Ter herinnering aan het Evangelisatiewerk van de HH. Cyrillus en Methodius 1100 jaar geleden |
|||
► | Biografisch overzicht |
Naar het voorbeeld van de encycliek welke met de woorden Paus Leo XIII - Encycliek
Grande Munus
Over de HH. Cyrillus en Methodius (30 september 1880) begint, wil ik het leven van de heilige Methodius in herinnering roepen, zonder aan dat van zijn broer de heilige Cyrillus voorbij te gaan, dat zo nauw met het zijne was verbonden. Ik zal dat doen in grote lijnen, terwijl ik de nadere omschrijving en discussies over afzonderlijke punten aan het historisch onderzoek overlaat.
Deze heilige broers zijn geboren in de stad Thessaloniki, dat tegenwoordig Saloniki wordt genoemd, en dat in de negende eeuw een belangrijk centrum was van het economisch en politieke leven van het Byzantijnse rijk en een opmerkelijke plaats innam op intellectueel en sociaal gebied in deze Balkanstreek. Daar de stad op de grens van de Slavische landen lag, had het ongetwijfeld ook een Slavische naam: Solun.
Methodius was de oudste broer en had waarschijnlijk bij het doopsel de naam Michaël ontvangen. Hij werd tussen de jaren 815 en 820 geboren. De jongere Constantinus, later beter bekend onder de kloosternaam Cyrillus, kwam in 827 of 828 ter wereld. Hun vader oefende een belangrijke functie bij het bestuur van het rijk uit. De sociale omstandigheden van het gezin stelden de twee broers een soortgelijke loopbaan in het vooruitzicht, welke Methodius dan ook insloeg en waarin hij het bracht tot de rang van archont, dat wil zeggen leider van een van de grensgebieden waar veel Slaven woonden. Reeds rond het jaar 840 gaf hij deze loopbaan echter op om zich in een van de kloosters aan de voet van de berg Olympus in Bithynië terug te trekken, welke toen de heilige berg werd genoemd.
Zijn broer Cyrillus deed met bijzonder succes zijn studies in Byzantium, waar hij de heilige wijdingen ontving, nadat hij met beslistheid een voortreffelijke politieke baan had afgewezen. Wegens zijn uitzonderlijke geestesgaven en kennis op cultureel en godsdienstig gebied, werden hem reeds op jonge leeftijd delicate kerkelijke taken toevertrouwd, zoals de functie van bibliothecaris van het archief van de grote kerk van de heilige Wijsheid in Constantinopel en tevens het aanzienlijke ambt van secretaris van de patriarch van dezelfde stad. Maar na korte tijd wilde hij zich echter van deze taken terugtrekken om zich vrij van eerzucht aan de studie en het beschouwende leven te geven. En daarom ging hij heimelijk in een klooster aan de kust van de Zwarte Zee. Toen hij na zes maanden werd gevonden, liet hij zich overhalen om de filosofische vakken te doceren aan de hogeschool van Constantinopel; daar werd hem wegens zijn grote geleerdheid de naam filosoof gegeven, zoals hij ook nu nog wordt genoemd. Later werd hij door, de keizer en de patriarch naar de Saracenen gezonden. Toen deze taak volbracht was, trok hij zich terug uit het openbare leven en sloot zich aan bij zijn oudere broer Methodius om met hem een monastiek leven te leiden. Maar samen met hem werd hij als deskundige op godsdienstig en cultureel gebied in een Byzantijnse delegatie opgenomen, welke naar de Chazaren werd gezonden. Toen zij zich op de Krim bij Cherson ophielden, vonden zij de kerk waar, zoals hun overtuiging was, de heilige Paus en martelaar Paus Benedictus XVI - Audiƫntie
H. Clemens van Rome
(7 maart 2007), die naar dit verafgelegen oord was verbannen, eertijds werd begraven; nadat zij daarop zijn heilige relikwieën H. Eusebius van Caesarea, Vita Constantini (1 jan 339). VIII, 16-18: Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomsic (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), blz. 184 hadden verkregen, namen zij ze mee: de heilige broers voerden ze daarna op hun missiereis mee naar het Westen en brachten ze ten slotte naar Rome, waar ze plechtig aan Paus Hadrianus II werden overgedragen.
Eén gebeurtenis zou echter over heel het verdere verloop van hun leven beslissen: Rastislaw, vorst van Groot Moravië, vroeg keizer Michaël III zijn volk 'een bisschop en leraar te zenden ... die hun in hun eigen taal het ware christelijke geloof uiteen zou zetten. H. Eusebius van Caesarea, Vita Constantini (1 jan 339). XIV, 2-47: Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomsic (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), blz. 199
Daarvoor werden de heilige Cyrillus en Methodius aangetrokken die, nadat zij het bereidwillig hadden aangenomen en op reis waren gegaan, Groot Moravië bereikten - een staat welke toen verschillende Slavische volkeren van Midden-Europa omvatte, waar, als op een kruispunt, Oost en West elkaar wederzijds beïnvloedden - waarschijnlijk reeds in 863, en begonnen onder die volkeren de missie waaraan beiden verder heel de rest van hun leven gaven en welke verliep met reizen, ontberingen, lijden, gespannen verhoudingen en vervolgingen, die voor Methodius tot een wrede gevangenschap gingen. Dit alles verdroegen zij met een sterk geloof en een onwankelbaar vertrouwen op God. Zij waren namelijk ook goed voorbereid op de hun toevertrouwde taak: zij droegen de teksten van de Heilige Schrift die voor de viering van de heilige liturgie onontbeerlijk waren met zich mee. Deze waren door hen samengesteld en in de Oudslavische taal overgezet en geschreven in het nieuw ingevoerde alfabet dat door Constantinus de filosoof nauwkeurig was uitgewerkt en aan de klank van deze taal volkomen aangepast. De missieactiviteiten van de twee broers gingen met een aanzienlijk succes gepaard, maar ook - zoal, gemakkelijk valt te begrijpen - met moeilijkheden welke werden veroorzaakt door de voorafgaande eerste kerstening die door de Latijnse buurtkerken was uitgevoerd.
Ongeveer drie jaar later hadden zij op weg naar Rome een oponthoud in Pannonië waar de Slavische vorst Kocel - die het belangrijke burgerlijke en godsdienstig centrum Nitra was ontvlucht - hen met voorkomende gastvrijheid opnam. Vanhier zetten zij na enige maanden hun reis naar Rome voort samen met hun leerlingen voor wie zij de heilige wijdingen wilden verkrijgen. Hun reis ging over Venetië, waar de vernieuwingsplannen van de door hen vervulde missie aan een openbare discussie werden onderworpen. In Rome ontving Paus Hadrianus II die intussen Nicolaas I was opgevolgd, hen zeer welwillend. Hij keurde de Slavische liturgische boeken goed, die hij plechtig op het altaar van de kerk van Santa Maria ai Praesepe (bij de kribbe), tegenwoordig Santa Maria Maggiore genaamd, beval te plaatsen en aandrong hun leerlingen tot priesters te wijden. Dit stadium van hun inspanningen eindigde zeer gunstig. Maar Methodius moest de verdere weg alleen gaan, daar zijn jongere broer zwaar ziek nauwelijks de tijd had de religieuze geloften uit te spreken en het kloosterkleed aan te nemen, daar hij kort daarna op 14 februari 869 te Rome stierf.
De heilige Methodius bleef trouw aan de woorden die Cyrillus op zijn sterfbed tot hem had gesproken: 'Welaan broer, wij waren lotgenoten door dezelfde voor te ploegen; ik val op het veld omdat mijn dag ten einde is. Maar jij - ik weet het - houdt zeer veel van de berg; maar geef omwille van de berg niet je levenstaak op. Waar zou je in feite beter behouden kunnen worden? Anoniem, Vita Methodii. VI, 2-3,Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 255
Nadat hij tot aartsbisschop was gewijd voor het gebied van het oude bisdom Pannonië en tot pauselijk legaat 'ad gentes' (dat wil zeggen bij de Slavische volkeren) was benoemd, nam hij de kerkelijke titel aan van de herstelde bisschopszetel van Sirmium. Maar zijn apostolisch werk werd onderbroken door politieke en godsdienstige beroeringen die ertoe hebben geleid, dat hij twee jaar gevangen werd gehouden op beschuldiging zich in de bisschoppelijke jurisdictie van een ander te hebben gemengd. Alleen door tussenkomst van Paus Johannes VIII werd hij daaruit bevrijd. Ook de nieuwe heerser van Groot Moravië, vorst Svatopolk, wees het werk van Methodius totaal af door bezwaar te maken tegen de Slavische liturgie en in Rome twijfel te zaaien over de rechtzinnigheid van de nieuwe aartsbisschop. In 880 werd Methodius daarom ad Limina Apostolorum ontboden om zelf nogmaals de hele zaak aan Johannes VIII uiteen te zetten. Nadat hij van alle schuld was vrijgesproken kreeg hij in Rome van de Paus gedaan, dat deze de apostolische brief Paus Johannes VIII - Bul
Industriae tuae
Goedkeuring van het gebruik van de Slavische taal in de liturgie ontwikkeld door de HH. Cyrillus en Methodius (26 juni 880) uitgaf, welke tenminste in hoofdzaak de voorrechten herstelde die door zijn voorganger Hadrianus II waren verleend en het gebruik van de Slavische taal in de heilige liturgie betroffen.
Toen hij zich in het jaar 881 of 882 naar Constantinopel begaf, werd ook door de Byzantijnse keizer en patriarch Photius, in die tijd nog in volledige gemeenschap met de Apostolische Stoel verbonden, op gelijke wijze erkend, dat Methodius zich geheel rechtmatig had gedragen en de rechtzinnige leer had verkondigd. In de laatste jaren van zijn leven vertaalde hij vooral andere delen van de Heilige Schrift en de liturgische boeken in het Slavisch, evenals de werken van de kerkvaders en ook de verzameling van Byzantijnse kerkelijke en burgerlijke wetten, welke de Nomocanon wordt genoemd. Bezorgd dat het werk dat hij begon, na zijn dood voortgang zou vinden, wees hij zijn leerling Gorazd als zijn opvolger aan. Hij ontsliep vervolgens op 6 april 885 in dienst van de Kerk welke hij onder de Slavische volkeren had gesticht.
Om zijn zorgvuldig werk, zijn diepe en rechtzinnige leer, zijn evenwichtigheid, trouw, apostolische ijver en onverschrokken grootmoedigheid verwierf Methodius de goedkeuring en het vertrouwen van de pausen, de patriarchen van Constantinopel en verscheidene vorsten van de nieuwe Slavische volkeren. Daarom is hij de leider en rechtmatige herder geworden van de Kerk welke in die tijd onder die volkeren werd gevestigd en wordt hij eensgezind samen met zijn broer Constantinus vereerd als verkondiger van het Evangelie en 'de door God en de heilige Petrus gezonden leraar' Vgl. Anoniem, Vita Methodii. VII, 1-2, Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 225 en als grondslag van de volkomen eenheid tussen de nieuw gestichte kerken en de oudere kerken.
Daarom vormden 'mannen en vrouwen, groot en klein, rijken en armen, vrijen en slaven, weduwen en wezen, vreemdelingen en inwoners, zieken en gezonden, Vgl. Anoniem, Vita Methodii. XVII, 13, Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 237 een menigte, die onder geween en gezang de goede meester en herder naar zijn begraafplaats begeleidde, hem die 'alles voor allen was geworden' om allen te winnen. Vgl. Anoniem, Vita Methodii. XVII, 13, Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 237 Vgl. 1 Kor. 9, 22
Om de waarheid te zeggen, is het werk van de heilige broers na de dood van Methodius in een ernstige crisis geraakt en de vervolging die zijn leerlingen te verduren hadden werd zodanig, dat zij gedwongen werden het terrein van hun missiewerk te verlaten; niettemin liet het zaad dat door hen was uitgestrooid niet na vrucht te dragen en straalt hun pastorale werkwijze, welke erop gericht was de geopenbaarde waarheid aan de nieuwe volkeren te brengen - met inachtneming van hun eigen cultuur - als een zeer helder voorbeeld voor de kerk en de missionarissen van elke tijd.