H. Paus Johannes Paulus II - 2 juni 1985
Door hun cultuur Byzantijnen, zijn de broers Cyrillus en Methodius in de volle zin van het woord apostelen van de Slaven geworden. Het verlaten van de vaderlandse bodem, dat God soms van zijn uitverkorenen vraagt en dat met geloof in zijn belofte wordt aanvaard, is altijd een mysterievolle en vruchtbare voorwaarde voor de ontwikkeling en groei van het volk van God op aarde. De Heer zei tot Abraham: 'Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie, naar het land dat Ik u aan zal wijzen. Ik zal een groot volk van u maken. Ik zal u zegenen en uw naam groot maken, zodat gij een zegen zult zijn'. (Gen. 12, 1)
Toen de heilige Paulus in Troas bij de grenzen van Klein Azië een nachtelijk visioen werd getoond, stond een Macedoniër, dus een bewoner van het Europese continent, voor hem, die hem smeekte naar zijn land over te komen om daar het woord van God te verkondigen: 'Steek over naar Macedonië en kom ons te hulp'. (Hand. 16, 9)
De goddelijke voorzienigheid die door de stem en het gezag van de keizer van Byzantium en de patriarch van de kerk van Constantinopel tot de heilige broers sprak, richtte tot hen een soortgelijke aansporing, toen zij opdracht gaf naar de missie onder de Slaven te gaan. Vanwege deze opdracht moesten zij niet alleen een eervolle functie maar ook het beschouwende leven opgeven: zij verlieten het gebied van de Byzantijnse keizer en ondernamen in dienst van het evangelie een lange reis onder de volkeren die in veel opzichten achterbleven bij een burgerlijke samenlevingsvorm welke gebaseerd was op de ontwikkelde organisatie en verfijnde cultuur van de Byzantijnse staat die van de christelijke beginselen was doordrongen. Een soortgelijke vraag stelde de paus driemaal aan Methodius, toen hij hem als bisschop naar de Slaven van Groot Moravië zond, dat wil zeggen naar de kerkelijke gebieden van het oude bisdom Pannonië.