H. Paus Johannes Paulus II - 2 juni 1985
Reeds vanaf de negende eeuw, toen in het christelijke Europa een nieuwe orde zichtbaar werd, gaven de heilige Cyrillus en Methodius ons een boodschap die voor onze tijd zeer geschikt blijkt, die juist vanwege de zovele en zo ingewikkelde vraagstukken van godsdienstige en 'culturele', civiele en internationale aard al een levenskrachtige band zoekt in een ware gemeenschap van de verschillende bestanddelen. Van beide Evangelieverkondigers kan men zeggen dat voor hen de liefde voor de gemeenschap van de universele kerk in Oost of West en, in haar, ook voor die particuliere Kerk die toen al onder de Slavische volkeren ontstond, kenmerkend was. Van hen gaat dan ook aan de Christenen en mensen van onze tijd de uitnodiging uit samen aan gemeenschap te bouwen.
Maar van nog grotere waarde is het voorbeeld van Cyrillus en Methodius op het speciale terrein van het missiewerk. Deze activiteit is namelijk een taak die de Kerk zeer na ligt en thans inderdaad dringt voor zover ze de vorm aanneemt van invoering in de cultuur, waarvan reeds sprake was. De broers volbrachten hun taak immers niet alleen met volledige inachtneming van de reeds onder de Slavische volkeren heersende cultuur, maar hebben deze, tegelijk ook met de godsdienst, buitengewoon en onafgebroken bevorderd en versterkt. Evenzo kunnen en moeten de oudere kerken vandaag de jongere kerken en volkeren beslist helpen in hun eigen identiteit te rijpen en daarin vooruit te gaan. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 28