H. Paus Johannes Paulus II - 2 juni 1985
Vooral Methodius aarzelde niet liever onbegrip, tegenwerking en zelfs smaad en lichamelijke vervolging te verduren dan tekort te schieten in zijn voorbeeldige kerkelijke trouw en om trouw te blijven aan zijn plichten als Christen en bisschop en aan de verplichtingen die hij op zich had genomen ten opzichte van de kerk van Byzantium welke hem had voortgebracht en samen met Cyrillus voor de missietaak bestemde; ten opzichte van de kerk van Rome waaraan hij de vervulling van zijn ambt als aartsbisschop “pro fide” op het "grondgebied van de heilige Petrus" Vgl. Anoniem, Vita Methodii. IX, 2: Constantinus et Methodius Thessalonicenses, Fontes, recensuerunt et illustraverunt Fr. Grivec et Fr. Tomši? (Radovi Staroslavenskog Instituta, Knjiga 4, Zagreb 1960), p. 229 dankte; ten opzichte ook van de opkomende kerken in de landen van de Slaven, welke hij als de zijne aannam en - overtuigd daartoe in zijn recht te staan - verdedigde tegenover kerkelijke en burgerlijke overheden, waarbij hij vooral vasthield aan de liturgie in de Oudslavische taal en de fundamentele kerkelijke rechten die eigen zijn aan de kerken onder de verschillende volkeren.
Zodoende ging hij evenals Constantinus de filosoof steeds in gesprek met hen die tegen zijn denkbeelden en pastorale initiatieven waren en de rechtmatigheid ervan in twijfel trokken. Daardoor zal hij altijd een leraar blijven voor allen die in welke tijd ook trachten de meningsverschillen te overwinnen met eerbiediging van de veelvormige volheid van de kerk welke overeenkomstig de wil van haar Stichter Jezus Christus altijd één, heilig, katholiek en apostolisch moet zijn: deze opdracht is duidelijk tot uitdrukking gebracht in het 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) van de honderdvijftig vaders van het Tweede Oecumenisch Concilie van Constantinopel, dat de onaantastbare geloofsbelijdenis van alle Christenen is.