H. Paus Johannes Paulus II - 2 mei 1995
Bij andere gelegenheden heb ik erop gewezen dat de eerste grote waarde die op bijzondere wijze in het christelijke Oosten wordt beleefd, bestaat in de aandacht die er gegeven wordt aan de volkeren en hun culturen opdat het Woord Gods en zijn lof in alle talen mogen weerklinken. Op dit thema ben ik ingegaan in de Encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Slavorum Apostoli
Ter herinnering aan het Evangelisatiewerk van de HH. Cyrillus en Methodius 1100 jaar geleden
(2 juni 1985), waarin ik opmerkte dat Cyrillus en Methodius in alles gelijk wilden worden aan hen aan wie zij het evangelie brachten; ze wilden zich bij die volkeren inburgeren en heel hun lot delen; H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter herinnering aan het Evangelisatiewerk van de HH. Cyrillus en Methodius 1100 jaar geleden, Slavorum Apostoli (2 juni 1985), 9 “het ging om een nieuwe methode van catechese” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter herinnering aan het Evangelisatiewerk van de HH. Cyrillus en Methodius 1100 jaar geleden, Slavorum Apostoli (2 juni 1985), 11. Door zo te handelen brachten zij een houding tot uitdrukking die in het christelijke Oosten gemeengoed is: “Door het evangelie te incarneren in de inheemse cultuur van de volkeren aan wie zij het evangelie verkondigden, hadden Cyrillus en Methodius de grote verdienste deze cultuur zelf, of liever talrijke culturen, gestalte te geven en te ontwikkelen Bisschoppensynodes, Slotwoord eerste gedelegeerde voorzitter Bijzondere Synode Nederland (31 jan 1980), 21. Bij hen gingen respect en hoogachting voor de individuele culturen samen met een grote liefde voor de universaliteit van de Kerk, die zij onvermoeibaar tot stand trachtten te brengen.
Het gedrag van deze twee broeders uit Saloniki vertegenwoordigt in de christelijke oudheid een stijl die talrijke kerken typeert: de openbaring wordt op aangepaste wijze verkondigd en geheel en al verstaanbaar gemaakt als Christus de taal spreekt van de verschillende volkeren, en deze in hun eigen taal de Schrift kunnen lezen en de liturgie kunnen zingen, waarbij zij door de hun vertrouwde woorden te gebruiken bijna het Pinksterwonder herhalen.
In een tijd waarin steeds meer erkend wordt dat ieder volk het fundamentele recht om zich uit te drukken in overeenstemming met zijn culturele erfgoed en denkwijze, biedt de ervaring van ieder van de Oosterse Kerken ons een voorbeeld van geslaagde inculturatie dat onze aandacht verdient.
Van dit model leren wij dat, willen wij niet terugvallen in particularismen en nationalismen, wij moeten inzien dat de verkondiging van het evangelie tegelijk diep geworteld dient te zijn in het eigen karakter van iedere cultuur en open moet staan voor een samenvloeien in een universaliteit, hetgeen een onderlinge uitwisseling betekent om elkaar wederzijds te verrijken.