H. Paus Johannes Paulus II - 2 mei 1995
“Bij het onderzoek naar de geopenbaarde waarheid zijn in het Oosten andere methoden en wegen gebruikt om het goddelijke te leren kennen en te belijden dan in het Westen. Het valt daarom niet te verwonderen, dat de een bepaalde aspecten van een geopenbaard mysterie soms juister waarneemt en nauwkeuriger belicht dan de ander, zodat men dan moet zeggen, dat de verschillende theologische formuleringen elkaar dikwijls veeleer aanvullen dan uitsluiten” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 17
Wanneer ik de vragen, verlangens en ervaringen overweeg waarover ik hierboven sprak, gaan mijn gedachten naar het christelijk erfgoed van het Oosten. Het is niet mijn bedoeling dit te beschrijven of te interpreteren: ik luister naar de kerken van het Oosten die, zo weet ik, de levende vertolkers zijn van de schat der overlevering die zij bewaren.
Wanneer ik dit erfgoed beschouw, verschijnen voor mijn ogen elementen die van grote betekenis zijn voor het vollediger en dieper verstaan van de christelijke ervaring, en bijgevolg ook van groot belang om een meer compleet antwoord te geven op de verwachtingen van de vrouwen en mannen in deze tijd.
In vergelijking immers met iedere andere cultuur heeft het christelijk Oosten en unieke en heel bijzondere rol omdat het het oorspronkelijk kader was waarin de kerk werd geboren.
In de oosterse christelijke traditie vindt men een bepaalde manier om het geloof in de Heer Jezus te ontvangen, te verstaan en te beleven. In dat opzicht staat zij zeer dicht bij de westerse christelijke traditie die geboren en gevoed wordt uit hetzelfde geloof. En toch is zij daarvan wettig en op bewonderenswaardige wijze onderscheiden in zoverre de oosterse christen een eigen manier heeft van aanvoelen en begrijpen, en dus ook een heel eigen wijze waarop hij zijn verhouding met de Verlosser beleeft. Ik zou met respect en ontroering willen zeggen hoezeer ik mij verwant voel met de daad van Godsverering zoals daaraan door die kerken vorm wordt gegeven, veelmeer dan dat ik een bepaald theologisch punt eruit zou willen lichten dat in de loop der eeuwen in het gesprek tussen de oosterse en westerse Christenen een strijdvraag is gebleken.
Vanaf zijn begin heeft het christelijk Oosten innerlijk uiteenlopende vormen gekend, waarbij het bewees in staat te zijn de karakteristieke trekken van iedere cultuur te integreren en waarbij het bewees in staat te zijn de karakteristieke trekken van iedere cultuur te integreren en waarbij het een groot respect betoonde voor iedere afzonderlijke gemeenschap.
Wij kunnen God alleen maar diep ontroerd dankbaar zijn voor de heerlijke verscheidenheid waarmee Hij uit onderling sterk verschillende steentjes en zo rijk en bont mozaïek heeft weten samen te stellen.