H. Paus Johannes Paulus II - 2 mei 1995
Met betrekking tot het monnikenwezen hopen wij dat, gezien zijn belang voor het Christendom in het Oosten, het in de Oosterse Kerken weer tot bloei mag komen, en dat allen die daaraan hun krachten willen wijden, daarbij steun zullen ondervinden Vgl. Bisschoppensynodes, Boodschap van de Synodevaders, Oproep tot de mannelijke en vrouwelijke religieuzen van de Oosterse Kerken (27 okt 1994). Het liturgisch gebed, de geestelijke traditie en het monniksleven in het Oosten zijn immers intrinsiek met elkaar vervlochten. Juist daarom zou een goed opzette en gemotiveerde vernieuwing van het monniksleven ook voor hen kunnen leiden tot een werkelijke kerkelijke bloei.
Men moet niet denken dat dit zou gaan ten koste van de pastorale bediening, integendeel, deze zal door een zo sterke spiritualiteit worden versterkt, en zo zijn ideale plaats kunnen vinden.
Deze wens betreft ook de gebieden van de oosterse diaspora, waar de aanwezigheid van oosterse kloosters aan de Oosterse Kerken in die landen een grotere stabiliteit zou geven, en daarnaast een kostbare bijdrage zou leveren aan het religieuze leven van de Christenen in het Westen.