
H. Paus Johannes Paulus II - 29 juni 1995
Vooruitgang wordt gewoonlijk gemeten volgens de criteria van wetenschap en technologie. Ook vanuit dit standpunt gezien is de bijdrage van vrouwen niet te verwaarlozen. Zelfs al zou dat zo zijn, is dit niet de enige maatstaf voor vooruitgang, laat staan de meest belangrijke. Veel belangrijker is de sociale en ethische dimensie, die handelt over menselijke verhoudingen en geestelijke waarden. Op dit terrein, dat zich vaak onopvallend ontwikkelt beginnend met de alledaagse verhouding tussen mensen, in het bijzonder binnen het gezin, is de samenleving heel veel verschuldigd aan het 'genie van de vrouw'.
Hierbij wil ik mijn bijzondere waardering uitspreken voor die vrouwen die betrokken zijn op de verschillende terreinen van vorming die zich ver uitstrekken tot buiten het gezin: kinderopvang, scholen, universiteiten, sociale dienstverlening, parochies, verenigingen en bewegingen. Als ergens behoefte bestaat aan vormingswerk, zien we dat vrouwen altijd klaar staan en bereid zijn om zichzelf edelmoedig voor anderen te geven, in het bijzonder waar het gaat om dienstbaarheid aan de zwaksten en meest weerlozen. In dit werk tonen zij een vorm van affectief, cultureel en geestelijk moederschap die van onschatbare waarde is voor de ontwikkeling van individuen en de toekomst van de samenleving. Hoe kan ik op dit punt nalaten het getuigenis te noemen van zo vele katholieke vrouwen en congregaties van vrouwelijke religieuzen van ieder continent die vorming, in het bijzonder dat van jongens en meisjes, tot hun hoofdtaak hebben gemaakt? Ik denk met dankbaarheid aan al die vrouwen die in verleden en heden werken op het gebieden van de gezondheidszorg, niet alleen in goed georganiseerde instellingen, maar ook onder zeer moeilijke omstandigheden, in de armste landen van de wereld, aldus een geest van dienstbaarheid demonstrerend die niet zelden grenst aan het martelaarschap.