18 juli 1870
PASTOR AETERNUS 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus |
|||
► | Over de voortzetting van Petrus’ primaatschap door de Bisschop van Rome |
Wat echter de Heer Jezus Christus, de vorst der herders en de opperste herder der schapen, in de heilige Petrus tot het eeuwige heil en het altijddurend welzijn der Kerk heeft ingesteld, dat moet noodzakelijkerwijs naar zijn beschikking voortduren in de Kerk, die op de rots is gebouwd en tot aan het einde der tijden vast zal staan.
Niemand betwijfelt, want het is vanouds bekend, dat de heilige en allerzaligste Petrus, de vorst en het hoofd van de apostelen, de zuil des geloofs, de grondslag van de katholieke Kerk, van onze Heer Jezus Christus, de Heiland en verlosser van het menselijk geslacht, de sleutels van het Rijk ontving. En hij leeft tot op deze tijd en voor immer in zijn opvolgers", de Bisschoppen van de heilige stoel van Rome, die door hemzelf gesticht en met zijn bloed gewijd is. Daar voert hij het presidium en "oefent het rechterambt uit". Concilie van Efese, Akte, Over het primaatschap van de Romeinse Paus - Actio III - Rede van de pauselijke legaat Philippus, De primatus Romani Pontificis (11 juli 431)
Ieder die als opvolger van Petrus deze bisschopszetel bezet, bezit daarom ook naar de inzetting van Christus zelf de voorrang van Petrus over de ganse Kerk. "Zo blijft dus de ordening der waarheid, de heilige Petrus blijft in de ontvangen vastheid van de rots, nooit heeft hij het stuur der Kerk verlaten" H. Paus Leo I de Grote, Sermones. 3de preek over zijn geboortedag (namelijk de verjaring van de keuze tot Bisschop van Rome "Daarom moest altijd noodzakelijkerwijs de gehele kerk, dat zijn de gelovigen aan alle plaatsen, met de kerk van Rome overeenstemmen wegens haar meerdere voorrang" H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. III 3, n. 2, PG 7, 849A, opdat zij in deze Heilige Stoel tot één lichaam samengroeien als leden, die met het hoofd verenigd zijn, in deze Heilige Stoel, waaruit immers de rechten van deze eerbiedwaardige gemeenschap over allen uitstromen. Vgl. H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. I. III c. 3 Vgl. Concilie van Aquileia, De akten van het Concilie van Aquileia in de brieven van H. Ambrosius, Tegen de ketterijen van Palladius en Secundianus (1 sept 381)
Wie dus beweert, dat niet op grond van de inzetting door Christus de Heer zelf, d.w.z. op grond van goddelijk recht, de heilige Petrus zijn opvolgers van alle tijden in de voorrang over de gehele Kerk zou hebben verheven of dat de Bisschop van Rome niet de opvolger van Petrus zou zijn in deze voorrang, die zij uitgesloten.