18 juli 1870
Deze macht van de opperste hogepriester doet aan het gewone en onmiddellijke gezag van de bisschoppelijke rechtsbevoegdheid, waarin de Bisschoppen die, aangesteld door de Heilige Geest, in de plaats der apostelen zijn getreden en als ware herders de hun toevertrouwde kudden weiden en leiden, elk de zijne, geen afbreuk. Het wordt veeleer door de opperste en algemene herder erkend, bevestigd en verdedigd, zoals reeds de heilige Gregorius de Grote zeide: "Mijn eer is de eer der gehele Kerk. Mijn eer is de volle levenskracht van mijn broeders. Dan word ik in waarheid geëerd, wanneer aan allen persoonlijk de hun toekomende eer bewezen wordt." H. Paus Gregorius de Grote, Epistolae ad Eulogius de Alexandrië. PL 77, 933C