24 april 1870
Geloof en rede zijn dus nimmer met elkaar in strijd, doch ondersteunen elkaar juist wederkerig. Vgl. Z. Paus Pius IX, Encycliek, Over geloof en religie, Qui pluribus (9 nov 1846), 2. DH 2776 Vgl. Congregatie voor de Index, Thesen tegen de traditionalisme van Augustinus Bonnettys (11 juni 1855), 1. DH 2811 Want de op de juiste wijze gebruikte rede bewijst de grondslagen van het geloof en werkt, door het geloof verlicht, de wetenschap van de goddelijke dingen uit, terwijl het geloof de rede van dwaling bevrijdt, haar daartegen beschermt en haar velerlei kennis meedeelt.
De Kerk staat dus geenszins vijandig tegenover de ontwikkeling van menselijke cultuur en wetenschap, maar zij ondersteunt en bevordert deze op velerlei wijze. Zij kent heel wel de voordelen, die daaruit voor het menselijk leven voortvloeien en respecteert ze. Ja, zij belijdt, dat zij, zoals ze uit God, de Heer van alle kennen, zijn uitgegaan, ook zo door zijn genade weer tot Hem terugvoeren Vgl. 1 Sam. 2, 3 , wanneer ze op de juiste wijze worden beoefend.
De Kerk verbiedt ook niet, dat dergelijke wetenschappen op hun eigen terrein hun eigen beginselen en methoden gebruiken. Maar bij alle erkenning van deze gerechtvaardigde vrijheid waarschuwt zij vol zorg, dat ze niet in strijd niet de goddelijke leer dwaling in zich opnemen of hun eigen grenzen overschrijden, tredend op het terrein van het geloof en daar verwarring stichtend.