H. Paus Johannes Paulus II - 4 december 1988
Christus is in zijn Kerk aanwezig, vooral in de liturgische handelingen, om zijn Paasmysterie ten uitvoer te brengen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 35 De liturgie is dan ook de voornaamste 'plaats' waar de gelovigen God ontmoeten en tegelijk met Hem Degene die Hij heeft gezonden: Jezus Christus. Vgl. Joh. 17, 3
Christus is aanwezig in de Kerk telkens als zij bijeengeroepen is en in zijn Naam bidt. Dit juist vormt de grote waardigheid van de Kerk of de christelijke gemeente, samen met de hieruit voortkomende vereisten van onderlinge liefde - tot vergeving bereid Vgl. Mt. 5, 23-24 - en van schoonheid in houding, gebaar en gezang.
Bovendien is Christus handelend aanwezig in de persoon van de gewijde bedienaar, die de viering leidt. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967), 9 Deze is niet slechts bekleed met een bepaalde functie, maar op grond van de verkregen wijding bestemd om "in persona Christi" te handelen. Daarmee moet zijn innerlijke en uitwendige houding overeenkomen; dit moet ook blijken in de liturgische kleding, de plaats die hij inneemt en de woorden die hij uitspreekt.
Christus is aanwezig in zijn woord dat in de bijeenkomst wordt verkondigd, waarvan de uitleg in de homilie aanhoord dient te worden in geloof en aanvaard in gebed. Dit alles moet duidelijk worden door het waardig karakter van het boek en van de plaats vanwaar het woord van God wordt verkondigd, alsmede door de houding van de lezer die zich ervan bewust is dat hij voor zijn eigen broeders en zusters als tolk van God mag optreden.
Voorts is Christus door de kracht van de Heilige Geest handelend aanwezig in de Sacramenten en op een unieke, hogere wijze in het Misoffer onder de eucharistische gedaanten, Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 38 ook wanneer zij buiten de viering in het tabernakel worden bewaard vooral met het oog op de Communie van de zieken en de Aanbidding door de gelovigen. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 56-63 Het is de taak van de herders herhaalde malen in hun catechetisch onderricht te herinneren aan de geloofsleer over deze verborgen en werkelijke tegenwoordigheid, waaruit de gelovigen moeten leven en waarop de theologen dieper moeten ingaan. Het geloof in deze aanwezigheid van de Heer vereist een uitwendig teken van eerbied voor het kerkgebouw als heilige plaats waar God zich in zijn mysterie openbaart Vgl. Ex. 3, 5 , vooral wanneer de Sacramenten worden gevierd: altijd immers moet het heilige op een heilige wijze worden behandeld.