H. Paus Johannes Paulus II - 24 januari 2005
In de communicatiemiddelen vindt de Kerk een waardevol hulpmiddel voor de verspreiding van het evangelie en de godsdienstige waarden, voor het bevorderen van de dialoog, de oecumenische en interreligieuze samenwerking, en ook voor het verdedigen van de waarachtige principes die onontbeerlijk zijn voor het opbouwen van een samenleving die de waardigheid van de mens erkent en gericht is op het algemeen welzijn. De Kerk maakt graag gebruik van deze middelen om informatie over zichzelf te verschaffen en om de mogelijkheden tot evangelisering, catechese en vorming uit te breiden, indachtig de opdracht van de Heer: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping” (Mc. 16, 15).
Deze opdracht is zeker niet gemakkelijk in onze dagen, waarin de overtuiging leeft dat de tijd van zekerheden onherroepelijk voorbij is: de mens zou nu moeten leren leven met de wetenschap dat het leven zinloos is, dat alles voorlopig en vergankelijk is. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de verhouding van Geloof en Rede, Fides et Ratio (14 sept 1998), 91 In deze context kunnen de communicatiemiddelen worden gebruikt “om het evangelie te verkondigen of om het in de harten van de mensen tot zwijgen te brengen”. Pauselijke Raad voor de Sociale Communicatiemiddelen, Pastorale instructie, twintig jaar na Communio et Progressio, Aetatis Novae (22 feb 1992), 4 Dit vormt een grote uitdaging voor de gelovigen, in het bijzonder voor ouders, gezinnen en allen die verantwoordelijk zijn voor de vorming van kinderen en jonge mensen. Mensen in de kerkgemeenschap die speciaal de gave hebben met de media te werken, zouden met wijsheid en pastorale zorgvuldigheid moeten worden aangemoedigd om hierin vakkundig te worden en in gesprek te gaan met de grote wereld van de massamedia.