Joseph Kardinaal Ratzinger - 1 oktober 1986
In dit verband dient men zich vast te houden aan de wijze morele traditie van de kerk, welke waarschuwt tegen generaliseringen bij de beoordeling van afzonderlijke gevallen. In een bepaald geval kunnen zich namelijk omstandigheden voordoen of zich in het verleden hebben voorgedaan, die de schuldigheid van de enkeling verminderen of helemaal wegnemen; andere omstandigheden kunnen haar daarentegen doen toenemen. In ieder geval moet de ongegronde en vernederende vooronderstelling, dat het homoseksuele gedrag van homoseksuelen altijd en volledig dwangmatig is en daarom zonder schuld, worden vermeden. Ook in personen met een homoseksuele geneigdheid moet namelijk de fundamentele vrijheid worden erkend, welke de menselijke persoon kenmerkt en hem zijn bijzondere waardigheid verleent. Zoals bij elke bekering van het kwaad zal, dank zij deze vrijheid, de menselijke inspanning verlicht en ondersteund door de genade van God, ertoe kunnen komen om de homoseksuele activiteit te vermijden.