Msgr. John P. Foley - 22 februari 1997
Waar vrijheid van spreken en communiceren bestaat, is het uiteindelijk echter vooral de taak van de reclamemakers zelf ervoor te zorgen dat zij hun beroep op ethisch verantwoorde wijze beoefenen. Niet alleen moeten reclamemakers misbruiken vermijden, maar ook zich verplichten om voor zover mogelijk de schade goed te maken die soms door de reclame wordt aangericht: bijvoorbeeld door rectificaties te publiceren, benadeelde partijen schadeloos te stellen, de hoeveelheid reclame ten algemene bate te vermeerderen, en dergelijke. Deze kwestie van ’weer goedmaken’ is een zaak waarbij terecht niet alleen zichzelf regulerende industriële corpora en groeperingen van algemeen belang betrokken zijn, maar ook de overheid een rol heeft.
Mochten onethische praktijken zich weid hebben verspreid en ingevreten zijn geraakt, dan zullen de gewetensvolle reclamemakers soms ingrijpende persoonlijke offers moeten brengen om die recht te zetten. Maar wanneer mensen willen doen wat moreel juist is, moeten ze altijd bereid zijn om liever schade en persoonlijk onrecht te ondergaan dan iets te doen wat verkeerd is. Dat is natuurlijk de plicht van christenen, de volgelingen van Christus, maar niet alleen van hen. ”In dit getuigenis van de absoluutheid van het moreel goede staan de christenen niet alleen: zij vinden een bevestiging hiervan in het morele bewustzijn van de volkeren en de grote tradities in het religieuze denken en de wijsheidsliteratuur van Oost en West.” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over kerkelijke moraalleer, Veritatis Splendor (6 aug 1993), 94
We verlangen er niet naar, en zeker verwachten we niet dat de reclame uit de moderne wereld zou worden uitgebannen. Reclame is een belangrijk element in de moderne samenleving, met name voor het goed functioneren van de markteconomie die zich steeds verder verspreidt.
Bovendien zijn we, vanwege de redenen en op de manier die we hebben uiteengezet, van mening dat reclame een positieve factor kan zijn, en vaak ook is, bij de economische groei, de uitwisseling van informatie en ideeën, en bij het bevorderen van de solidariteit tussen individuen en groepen. Maar toch kan reclame grote schade aanrichten, en feitelijk doet ze dat vaak, aan individuen en aan het algemeen belang.
In het licht van deze overwegingen vragen we van de reclamemakers en van allen die bij het opdracht geven voor en verspreiden van reclame betrokken zijn, dat ze de voor de maatschappij schadelijke aspecten ervan achterwege laten en dat ze hoge ethische normen hanteren op het gebied van betrouwbaarheid, menselijke waardigheid en maatschappelijke verantwoordelijkheidszin. Zo zullen zij een specifieke en belangrijke bijdrage leveren aan de menselijke vooruitgang en aan het algemeen welzijn.
Pauselijke Raad voor de Sociale Communicatiemiddelen.
Vaticaanstad, 22 februari 1997, Feest van de Stoel van Sint Petrus Apostel.
JOHN. P. FOLEY
president
PIERFRANCO PASTORE
secretaris