Msgr. Martin J. O'Connor - 23 mei 1971
Christus heeft de apostelen en hun opvolgers bevolen om 'alle volkeren te onderrichten', (Mt. 28, 19) 'het licht van de wereld' (Mt. 5, 14) te zijn? en het Evangelie overal en op alle plaatsen te verkondigen. Zoals Christus zich zelf gedurende zijn aardse leven een volmaakt 'communicator' heeft getoond, en zoals de apostelen de communicatiemiddelen van hun tijd hebben gebruikt, zo dient ook het huidig apostolisch ambt met behulp van de jongste methoden en technieken te worden vervuld. Men mag zich niet trouw aan Christus' opdracht noemen wanneer men de gelegenheid verwaarloost die deze middelen bieden om de leer en de voorschriften van het Evangelie aan een zo groot mogelijk aantal mensen te kennen te geven. Het Tweede Vaticaans Concilie spoort de katholieken dan ook aan om 'de sociale communicatiemiddelen zonder uitstel en met de grootste ijver doelmatig bij de talrijke werken van apostolaat aan te wenden'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de publiciteitsmedia, Inter Mirifica (4 dec 1963), 13
Hoezeer deze handelwijze noodzakelijk is zal duidelijk zijn als men bedenkt dat de mensen heden ten dage door een overvloed aan sociale communicaties worden omringd en bijna overspoeld, zodat hun opvattingen en mentaliteit hiervan zowel op religieus als op ander gebied een duurzame invloed ondervinden.
De jongste technieken openen voor de mens nieuwe wegen om de evangelische boodschap te ontmoeten, terwijl zij het de christenen mogelijk maken om grote plechtigheden in weerwil van de afstand van nabij te volgen, zodat de christengemeenschap tot grotere eenheid komt en allen ertoe worden uitgenodigd nauwer aan het leven van de Kerk deel te nemen. Het hoeft geen betoog dat de presentatiewijze met de aard van het betrokken communicatiemiddel in overeenstemming dient te zijn. De media zijn geen preekstoel. Ook kan men nooit genoeg herhalen dat de kwaliteit van de religieuze programma's die van de profane minstens dient te evenaren.
De media zijn ook van zeer groot belang voor ieders christelijke vorming. Zij kunnen een beroep doen op deskundigen op het gebied van de religieuze vorming en op dat van allerlei actuele vraagstukken; op elk ogenblik beschikken zij over voldoende technische mogelijkheden om alles zo aantrekkelijk en eigentijds mogelijk te presenteren. Gezien hun karakter kunnen ze tot vernieuwing van de religieuze vorming bijdragen en het werk van de opvoeders ondersteunen. Aangezien zij de kanalen zijn waarlangs men de mentaliteit en levenshouding van de huidige mens kan leren kennen, kunnen zij de christenen door hun commentaar op de gebeurtenissen van de dag een schitterende gelegenheid bieden om de beginselen van hun geloof te beproeven en na te zien in hoeverre dat in hun dagelijks leven wordt toegepast.
De mensen van vandaag zijn zozeer gewend geraakt aan het hoge gehalte van de communicatiemiddelen, dat zij maar moeilijk een schouwspel van mindere kwaliteit kunnen aanvaarden, met name wanneer het om religieuze zaken gaat zoals de liturgische bijeenkomsten en het onderricht in de christelijke leer.
Willen overdracht en uitleg van de geloofsleer voor het gehoor aantrekkelijk zijn en er invloed op uitoefenen, dan dient men zoveel mogelijk van de communicatiemiddelen gebruik te maken en zich aan taal en stijl van de media aan te passen.
De Kerk kan haar gevoelen en opvatting tot uitdrukking brengen via communicatiemiddelen die haar niet toebehoren, maar die zij onder bepaalde voorwaarden mag gebruiken, ofwel, indien dit het geval mocht zijn, via media die zij in eigen beheer heeft. Naar gelang van het land en de beschikbare middelen zal de situatie verschillen. Het komt de religieuze overheid en haar medewerkers toe na raadpleging van plaatselijke, nationale en eventueel internationale deskundigen op dit punt een advies uit te brengen.
De wijdvertakte werkzaamheid van de katholieken die in het licht van het Evangelie voor de menselijke ontwikkeling werken en daarbij van de sociale communicatiemiddelen gebruik maken, vraagt om belangrijke financiële middelen. De katholieke gelovigen worden dus gevraagd zich van hun verantwoordelijkheid bewust te worden en met een edelmoedig gebaar te antwoorden, 'want het zou volstrekt ontoelaatbaar zijn dat de kinderen van de Kerk werkeloos zouden toezien hoe het woord van heil aan banden wordt gelegd en wordt gekluisterd'. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de publiciteitsmedia, Inter Mirifica (4 dec 1963), 17
Met het oog op de steeds toenemende invloed van de sociale communicatiemiddelen op het leven van de mensheid en in het bijzonder op dat van de kerk, worden de bisschoppenconferenties bezworen om bij de uitwerking van hun pastoraal plan de belangrijkste plaats in te ruimen voor de pastorale actie op communicatie gebied, en naar gelang van de plaatselijke en internationale noden hiervoor de nodige bedragen opzij te leggen.